erosie— gemiddelden bioscoopbezoek naar opleidingsniveau per leeftijdsgroep naar opleiding Figuur 2 erosie-gemiddelden naar opleidingsniveau -0.1 -0.2 -0.3 -0.4 -0.5 -fl.fi r i i Ud9 midden hoog 0 even vaak 0 Minder vaak Opleiding in combinatie met leeftijd geeft de volgende resultaten: Figuur 3 bioscoopbezoek naar leeftijd naar opleiding 100* !4-34jr 35-49jr —•—laag Imidden -*— hoog geper>centeer>d per» leeftijdsgroep >50jr Leesvoorbeeld: van de hoog-opgeleiden in de leeftijdsgroep van 14-34 jaar gaat 80% naar de bioscoop. Van de laag-opgeleiden van 50 jaar en ouder gaat 5,5% naar de biscoop. Van de hoog-opgeleiden van 50 jaar en ouder gaat 53% (wel eens) naar de bioscoop. Daarmee zijn zij de groep die de bioscoop trouw' blijft. De erosie (het minder vaak naar de bioscoop geweest zijn) hangt significant samen met leeftijd, opleiding en uitgaansfrequentie. Zoals we al zagen zijn het hoog-opgeleide mensen en jonge men sen die minder erosie vertonen dan andere groepen. Ook mensen die een hoge uitgaansfrequentie hebben vertonen minder erosie dan anderen. Redenen om minder vaak naar de bioscoop te gaan. Wat zijn nu de redenen geweest om minder vaak naar de bioscoop te gaan? Bekijken we de verschillen tussen de bezoekers en de niet-bezoe- kers die 'minder vaak' gegaan zijn (of in het geval van de niet-be- zoekers helemaal niet meer gegaan zijn in het afgelopen jaar), dan valt op dat de bezoekers meer praktische redenen opnoemen dan de niet-bezoekers, zoals: tijdgebrek (40,5%), de video (11,5%), slechte bereikbaarheid (8%) en de prijs (4%). De niet-bezoekers scoren, in vergelijking met de bezoekers, hoger op intrinsieke redenen zoals: desinteresse (17%) en 'ik blijf liever thuis' (4%). Beide groepen scoren ongeveer even hoog op 'door familie en kinderen' (ongever17%). Niet-bezoekers noemen dus relatief vaak desinteresse als reden om minder vaak naar de bioscoop te gaan en bezoekers noemen vaker praktische redenen. Dit patroon vinden we terug wanneer er verschillende groepen te gen elkaar afgezet worden die in bioscoopfrequentie en bioscoop bezoek verschillen. Bijvoorbeeld bij verschillende leeftijdsgroepen. De jongste groep mensen die in het afgelopen jaar minder vaak naar de bioscoop geweest is noemt vaker praktische redenen dan de oudste groep. Voor de 50+'ers is vooral desinteresse de reden geweest om minder vaak naar de bioscoop te gaan. De middelba re leeftijdsgroep scoort het hoogst op familie en kinderen waar door ze minder vaak naar de bioscoop zijn gegaan. Ook bij verschillende opleidingsgroepen herhaalt dit patroon zich. De laag-opgeleiden (die meer erosie vertonen dan de hoog-opge leiden) noemen vaker desinteresse en liever thuis blijven als reden om minder naar de bioscoop te gaan en de hoog-opgeleiden noe men vaker praktische redenen zoals het filmaanbod wat ze niet naar wens vinden en tijdgebrek. Wanneer we twee groepen tegen elkaar afzetten die in bioscoop frequentie verschillen, bijvoorbeeld hoog- versus laag-opgeleid dan zal het duidelijk zijn dat de lager opgeleiden een hoger per centage niet-bezoekers zal bevatten en dus vaker desinteresse zal noemen als reden om minder vaak naar de biscoop te gaan. Het interessante is echter dat zelfs wanneer we de motivatie om min der vaak te gaan van niet-bezoekers uit de hoge- en lage oplei dingscategorie met elkaar vergelijken, er blijkt dat binnen de lage opleidingscategorie vaker desinteresse als reden gegeven wordt. In de volgende paragraaf komen we hierop terug. Redenen om niet vaker naar de bioscoop te gaan. Een positieve houding ten opzichte van de bioscoop kan uitge drukt worden door het feit dat men 'vaker naar de bioscoop zou willen gaan dan men momenteel doet'. Wie hebben er een derge lijke positieve houding? Van de bioscoopbezoekers hebben meer mensen een positieve houding dan van de niet-bezoekers. Opvallend is dat van de groep bezoekers van 35-49 jaar het hoogste percentage (77%) vaker naar de bioscoop zou willen gaan. Van de 50+'ers onder de bezoe-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1992 | | pagina 7