TOEWIJZINGSBELEID PRODUCTIEFONDS INZAKE CO-PRODUKTIES RENOVATIE REMBRANDT THEATER - EINDHOVEN FILM ALS NA TIONALE CUL TUURUITING Het beleid van het Productiefonds voor Nederlandse Films wordt primair bepaald door het streven de nationale filmcultuur te bevorderen. Het voornaamste uitgangspunt is, dat een film als nationale cultuuruiting wordt aangemerkt, als hij kan worden geacht in het bijzonder de belangstelling te wekken van het Nederlandse publiek vanwege uit een oogpunt van cultuurpatroon herkenbare elemen ten. Tot deze elementen worden vooral gerekend het gebruik van de Nederlandse taal, de medewerking van personen wier creatieve werkzaamheid kenmerkend is voor dat cultuurpatroon en de keuze van het onderwerp. Het Productiefonds hanteert deze beleidslijn met een zekere soe pelheid, met dien verstande, dat vanwege de waarde die wordt toegekend aan de Nederlandse taal, het Productiefonds het ge bruik van een buitenlandse taal alleen in bijzondere gevallen aanvaardbaar acht. Zo heeft het fonds, afhankelijk van het scena rio, de mogelijkheid van het mede-gebruik van een andere taal niet willen uitsluiten. Een tweede uitzondering op de taaieis betreft in ternationale projecten, die in een buitenlandse taal worden vervaardigd. Volgens de door de Minister van W.V.C, vastgestelde regeling kan maximaal 20% van de door W.V.C, beschikbaar ge stelde subsidie-gelden voor dergelijke films worden anngewend, waarbij de voorwaarden van toewijzing overigens stringenter zijn dan wat gebruikelijk is. Voor films die in een internationale opzet worden vervaardigd (al of niet co-produkties zijnde) geldt de regel, dat de hoogte van de financiële fondsbijdrage mede wordt bepaald door de mate waarin het Nederlandse film-culturele element in de produktie is verte genwoordigd. Daarnaast kan ook de Nederlandse inbreng in in dustrieel-economisch opzicht een rol spelen. Ten behoeve van films die eerste en vooral bestemd zijn voor de buitenlandse markt en met de Nederlandse cultuur weinig of niets van doen hebben, zal geen toewijzing plaats hebben. Het is van zeer grote betekenis, dat de Europese Commissie de Nederlandse overheid medio 1991 heeft gemachtigd de steun aan de filmproduktie op basis van de door het Productiefonds gehan teerde richtlijnen en gelet op de flexibele toepassing te continue ren. De bevordering van de nationale filmcultuur blijft hierdoor mogelijk. Wil er in het licht van de Europese regels sprake zijn van een flexi bele toepassing, dan zal het Productiefondsn zeker geen normen kunnen hanteren die min of meer mathematisch aangeven hoe de filmculturele factoren dienen te worden gewogen. Een stelsel waarbij punten worden toegekend aan categorieën van nationale medewerkers, is in dit opzicht bij voorbaat uitgesloten. Met het oog op de toegenomen neiging om films in co-produktie te vervaardigen is in het voorafgaande het door het productie fonds ontwikkelde beleid ten aanzien van co-produkties nader toe gelicht. DE20%-GRENS Een aspect dat nog niet is besproken, is de relatie tussen de co producenten. Hoeveel draagt ieder van de co-producenten bij in de produktiekosten van de film en in hoeverre is er een evenwicht tussen de totale Nederlandse financiering en de Nederlandse in breng in creatief, technisch en industrieel- economisch opzicht? Ontbreekt een dergelijk evenwicht, dan dreigt vooral voor een klein land als Nederland, dat de Nederlandse financiering het ka rakter krijgt van co-financiering. Men zou kunnen stellen, dat een Nederlandse producent zelf maar moet uitmaken, of hij als pure co-financier wil optreden. Gezien de taak van het Productiefonds op het gebied van de produktiefinanciering, zal het aan een zoda nige opzet evenwel niet meewerken. In tegenstelling tot vele andere landen in Europa is er in Nederland geen filmwetgeving die allerlei consequenties verbindt aan het be grip nationale film. In bedoelde landen bestaat derhalve behoefte aan co-produktieverdragen van zodanige aard, dat wordt bepaald aan welke voorwaarden een co-produktie dient te voldoen om als nationale film te worden aangemerkt. Dat heeft er gaandeweg toe geleid, dat Nederland co-produktiever dragen is gaan sluiten teneinde de totstandkoming van co-pro dukties met die landen te bevorderen. In deze verdragen wordt een evenwicht tussen de landen op het gebied van investeringen enerzijds en culturele en industrieel-economische bijdragen an derzijds als eis gesteld. Met andere woorden, het gevaar dat de fi nanciële inbreng van een Nederlandse minoriteitsproducent sterk het karakter krijgt van co-financiering, is in dat geval minder drei gend. In de co-produktieverdragen is doorgaans als minimale financiële inbreng van een land een percentage van 20 genoemd. Dit geldt ook voor de door Nederland gesloten verdragen. Naar oordeel van het Productiefonds is 20% ook inderdaad de ondergrens. Daar beneden zal van een wezenlijk cultureel aandeel geen of nauwe lijks sprake zijn, dus evenmin van bevordering van de nationale filmcultuur. Hierbij speelt nog een belangrijke rol, dat naarmate de financiële inbreng van een Nederlandse co-producent geringer is, diens invloed op de tot stand te komen film eveneens geringer zal zijn, hetgeen bepaald niet positief zal uitwerken op het Nederlandse culturele aandeel. Het Productiefonds is bereid ook bij co-produkties met landen waarmee Nederland geen verdrag heeft gesloten, de 20%-grens te aanvaarden. Het maakt hierbij het nadrukkelijk voorbehoud, dat conform de co-produkteiverdragen uit de ingediende financie- ringsaanvrage bij het fonds duidelijk het evenwicht zal moeten blijken tussen de Nederlandse investering en het culturele en het industrieel-economische aandeel van Nederland in de produktie- opzet. J.Th.van Taalingen Secretaris van het Productiefonds voor Nederlandse Fiims Na de nieuwbouw in Zwolle is de renovatie van het Rembrandt theater in Eindhoven het jongste project van de Minerva groep. De renovatie betreft de voorgevel, de entree, de kassa's en de foyer. In een later stadium zullen verbeteringen aangebracht wor den m.b.t. de zalen en de geluidstechniek. 15

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1992 | | pagina 15