MEDIA SALLES IN POLITIEK VAARWATER
CINEMA DEUROPA
RECTIFICATIE
MEDIA
SALLES
Media Salles, het project voor de bioscopen van het EG-mediapro-
gramma Media 95', is een moeilijk project. Terwijl althans de ta
ken van de meeste projecten van 'Media 95' duidelijk zijn, is bij
Media Salles zelfs dat niet zonder meer het geval. Duidelijk is bij
voorbeeld, dat SCRIPT de belangrijke taak heeft, de totstandko
ming van voor de Europese filmproductie zo noodzakelijke goede
scripts te stimuleren, en dat het European Film Distribution Office
(EFDO) de export van nationale filmproducties naar althans ande
re landen van Europa moet ondersteunen. Daarmee zij niet gezegd
dat de uitvoerende comité's van deze projecten het gemakkelijk
hebben, maar wel dat zij tenminste voor een min of meer duidelijk
afgebakende taak staan. Vergelijkt men daarmee de opgaaf waar
voor Media Salles zich gesteld ziet, dan moet dat wel tot enige cle
mentie bij de beoordeling leiden. Niet alleen heeft Media Salles
immers door de late toevoeging aan 'Media 95' de experimentele
fase moeten missen, maar ook zijn er ongeveer honderd maal zo
veel bioscopen als filmverhuurkantoren, en is de situatie met be
trekking tot de vertoning van Europese films in de diverse landen
van de EG wel erg verschillend.
De aanvankelijke onduidelijkheid over het concrete doel van Media
Salles heeft het mogelijk gemaakt dat de voor het toekomstige be
leid verantwoordelijken gedurende vrij lange tijd hebben kunnen
discussiëren over de vraag "hulp voor de fiimproductie in Europa
door steun aan bioscopen, of hulp voor de bioscopen door steun
voor de Europese film?"1. Vooral doordat de thans afgetreden pre
sident van de UMIC een overtuigd voorstander was van het eerst
genoemde alternatief, hebben de op het tweede alternatief geba
seerde voorstellen van de Exploitantenraad destijds niet de aan
dacht gekregen die zij m.i. verdienden2. Gelukkig is inmiddels al
thans aan deze onduidelijkheid een eind gemaakt door de toe
spraak van mevrouw Colette Flesch, directeur-generaal voor
cultuur van de EG, op de conferentie te Baden-Baden in april jl. Uit
haar woorden bleek duidelijk dat de EG met de toevoeging van
Media Salles aan het mediaprogramma de vertoning van Europese
films in bioscopen wil stimuleren. Ook de meest verstokten zou
den nu wel moeten inzien dat het de EG niet om hulp aan de bios
copen in het algemeen gaat, een feit dat door een eenvoudige ver
gelijking van het budget van Media Salles enerzijds en het aantal
bioscopen in de EG (ca. 16.000) anderzijds eigenlijk van begin af
voor iedereen duidelijk had moeten zijn.
De thans verkregen duidelijkheid is natuurlijk toe te juichen; zij ga
randeert evenwel nog niet dat er nu ook adequate plannen zullen
worden gemaakt. Deze enigszins pessimistische uitspraak is ge
baseerd op de reeds beschreven eerste algemene ledenvergade
ring van Media Salles3, en de ervaringen, opgedaan tijdens de eer
ste bijeenkomst van het uitvoerend comité (in februari jl. te
Milaan) en de algemene ledenvergaderingen in Baden-Baden en in
Cannes. Helaas was er, vooral bij de vergadering in Baden-Baden,
weer in hoge mate sprake van woordenrijkdom en dadenloosheid.
Zo kreeg de ter vergadering uitgenodigde algemeen secretaris van
EFDO, Ute Schneider, op de door haar gestelde korte vragen wel
een 25 minuten durende reactie van de voorzitter, maar geen
in het overzicht van Nederlandse vertegenwoordigers in pro
jecten van 'Media 95'(FILM, no.3, 1992, p.24), resp. in
Eurimages is de vermelding bij Eurimages niet geheel juist,
resp. niet volledig. Deze vermelding moet zijn:
Eurimages: R. Rienstra, algemeen secretaris
H.J.A. Tijssen, bestuurslid
antwoorden. Die vragen hadden overigens betrekking op de mo
gelijkheid voor Media Salles, het aantal afnemers van de met hulp
van EFDO door verhuurders uitgebrachte films uit andere
Europese landen te vergroten. Opmerkelijk en onrustbarend was
daarbij mevrouw Schneiders mededeling dat de positie van de
Europese film ondanks de onmiskenbare successen van EFDO
(door mevrouw Flesch het meest geslaagde project van Media
95' genoemd) op zijn best niet slechter is geworden.
De sfeer van de in Cannes gehouden ledenvergadering werd gro
tendeels bepaald door de gedeprimeerde stemming van voorzitter
Quilleri, die was ontstaan door de negatieve reactie op diens
voortgangsverslag aan het Media-Comité (bestaande uit vertegen
woordigers van de betrokken nationale ministeries onder leiding
van de EG-directeur-generaal mevrouw Flesch).
De door hem als een verhoor ervaren bespreking met dat coördi
nerende orgaan lijkt mij echter helemaal niet zo onredelijk te zijn
geweest. Niet te ontkennen is immers dat Media Salles nog steeds
geen concrete plannen heeft kunnen presenteren voor haar
belangrijkste taak, de stimulering van de vertoning van Europese
films, terwijl ook de kritiek op het promotiefilmpje m.i. niet onte
recht is3.
Doordat de voorzitter aldus enige treden van zijn voetstuk was ge
stapt, was het, eigenlijk voor het eerst, mogelijk om in de verga
dering voor andere opvattingen dan de zijne gehoor te vinden.
Deze, met name door de voorzitter van de Duitse bioscoopbond
en mij naar voren gebrachte andere opvattingen komen er op neer
dat het niet mogelijk zal zijn, specifieke maatregelen ter stimule
ring van het vertonen van Europese films in bioscopen te vinden
die voor alle EG-landen passend zijn. Het bezwaar hiertegen van
voorzitter Quilleri, dat er dan te weinig voor de centrale van Media
Salles te doen zou blijven, acht ik niet terecht. In de eerste plaats
behoort de importantie van deze centrale geen ter zake doend doel
te zijn. Daarnaast zouden er ook bij de door ons voorgestane op
zet voldoende taken voor het uitvoerend comité en het bureau in
Milaan overblijven: beoordeling van de door nationale organisaties
voorgestelde acties, verdeling van de daarvoor ter beschikking
staande bedragen, en controle op de uitvoering van de acties, als
mede de taken die inderdaad centraal moeten worden uitgevoerd,
namelijk onderzoek en publicatie van de resultaten daarvan, en de
activiteiten op het gebied van informatie en training.
Euro-bioscopen
Behalve de eerder genoemde belemmerende factoren is er nog
een omstandigheid, die Media Salles zelfs aan een wiegedood zou
kunnen doen overlijden.
Al in een vroeg stadium van de onderhandelingen over de doel
stellingen van Media Salles is het voorstel gedaan, bioscopen
voor het vertonen van Europese films te premieren. Dit voorstel
stuitte direct al op bezwaren. Het belangrijkste daarvan was, dat
bioscopen in landen waarin films uit het eigen taalgebied een rela
tief groot aandeel in de omzet hebben (m.n. Frankrijk en het frans-
talige deel van België), veel gemakkelijker het voor subsidiëring
vereiste percentage van Europese films kunnen bereiken dan bios
copen in andere landen.
Voorts zouden exploitanten met meerdere zalen in een stad aan de
norm kunnen voldoen door de Europese films in één daarvan te
concentreren, zonder dat daarmee het aantal vertoonde Europese
films zou worden vergroot4. Daarnaast is er natuurlijk het tegen
alle algemene maatregelen op dit gebied aan te voeren bezwaar,
namelijk dat de vertoning van Europese films in sommige landen
van de EG al zwaar, in andere enigszins, en in weer andere in het
geheel niet uit nationale fondsen wordt gesubsidieerd.
17