JEUGDMEDIABESCHERMING IN EUROPA:
INVENTARISATIE EN PERSPECTIEVEN
De wettelijke bepalingen in de Europese landen, die ter bescher
ming van de jongeren de media aan bepaalde verkoopbepalingen
(of exploitatiebepalingen) onderwerpen, zijn zowel met het oog op
de organisatiestructuur van de keuringsinstituten als ook met het
oog op de ten grondslag liggende criteria zeer verschillend. Er zijn
landen die praktisch geen wettelijk vastgelegde jeugdbescher
mingsvoorschriften hebben (b.v.Spanje), andere landen hebben
voorschriften die zeer liberaal gehanteerd worden (Frankrijk,
Nederland), terwijl Duitsland en Engeland zeer strenge en verre
gaande voorschriften bezitten.
De reden voor deze verschillen ligt in verschillende tradities even
als in verschillende marktstructuren: in Frankrijk wordt bijv. een
jeugdbeschermingsvoorschrift voor de video-exploitatie niet
noodzakelijk geacht, omdat de videomarkt daar slechts een gerin
ge quantitatieve betekenis heeft, dit in tegenstelling tot bijv.
Duitsland en Engeland.
VERSCHILLEN HANDHAVEN?
De Europese binnenmarkt betekent niet dat op alle gebieden de
wetten eensluidend gemaakt moeten worden. Men zou dus met de
verschillende tradities en marktsituaties rekening kunnen houden
en ook de regelingen voortaan aan de afzonderlijke lidstaten kun
nen overlaten. Dat zou op het eerste gezicht de meest eenvoudige
oplossing zijn, daar men zich dan niet de moeite zou hoeven te
getroosten om een plan over de assimilatie van de zeer verschil
lende regelingen van de lidstaten te ontwikkelen.
Hiertegenover kunnen 3 argumenten worden aangevoerd:
1De Europese Gemeenschap heeft niet alleen economische, maar
ook politieke doelen op het oog. Wanneer men echter een poli
tieke eenheid wil, dan is het de mensen moeilijk te verkopen dat
dezelfde films die in Nederland door
16-jarigen gezien mogen worden, in Duitsland niet geëxploi
teerd mogen worden.
2.De media-verbreding groeit, zodat bij het wegvallen van de
grenzen veranderingen optreden die alleen nog maar Europees
zijn op te lossen. Zo heeft de grensoverschrijdende televisie uni
forme bepalingen nodig, omdat anders de verschillende stand
punten concurrentie-verschillen met zich meebrengen, en zou
den programma's- zonder te letten op de jeugdbeschermings
bepalingen die op de standplaats van de zender gelden- overal
kunnen worden gezien. Ook bepaalde exploitatiebepalingen
(bijv. van het Duitse recht) zouden bij een verdwijnen van de
grenzen krachteloos zijn (bijv. het verbod voor verzendhuizen,
om niet door het F.S.K. gekeurde video's te verhandelen).
3. Vooral op het gebied van de muziek-video's is de tendens aan
wezig dat de cassettes voor de Europese verkoop op één
standplaats vervaardigd worden. Een nationale programma-aan
bieder, die bijv. in Duitsland voor de aanduiding van de video
cassettes volgens de wet bevoegd is, zal er dan niet meer zijn.
Maar ook films worden in toenemende mate meertalig (verschil
lende ionensporen voor verschillende talen) vervaardigd. Een uni
forme aanduiding zou hier bijzonder belangrijk zijn, aangezien een
film anders verschillende en onderling afwijkende aanduidingen
zou moeten dragen.
Een unificatie zou dus om politieke en economische redenen wen
selijk zijn.Zij kan echter niet door een druk op de knop plaatsvin
den, maar slechts mogelijk zijn als resultaat van een proces met
verschillende trappen.
HET GELIJKMAKEN VAN DE BEOORDELINGEN.
De filmkeurings-instellingen moeten bezien worden vanuit ver
schillende tradities: De Duitse F.S.K. evenals de Britse B.B.FC.
plaatsen de beschermingsgedachte op de voorgrond; de
Nederlandse Filmkeuring en het Franse Centre National du Cinema
daarentegen zijn voorstanders van de vrijheidsgedachte. Een eer
ste stap in de richting van het gelijkmakingsproces moet dus ge
zet worden d.m.v. gesprekken tussen de keuringsleden in de
Europese landen over de criteria en de hieraan ten grondslag lig
gende veronderstellingen. Deze fase is reeds begonnen. Dit blijkt
uit het feit dat keuringsleden deelnemen aan de zittingen van de
bureau's in de andere landen en over verschillende standpunten
discussiren. Vastgesteld kan worden dat er een voorzichtige toe
nadering heeft plaatsgevonden tussen Nederland en Duitsland.
Hoewel juist tussen deze beide landen de verschillen erg groot
zijn, heeft zich - na twee gemeenschappelijke congressen - een le
vendige en coöperatieve samenwerking ontwikkeld. Ook met
Frankrijk en Groot-Brittannië zijn er goede contacten.
HET GELIJKSTELLEN VAN DE LEEFTIJDSGRENZEN.
Terwijl de eerste stap zonder al teveel moeilijkheden mogelijk is,
zou voor de tweede stap verandering van de nationale wetten no
dig zijn. Want bij het gelijkstellen van de criteria hoort op den duur
ook een assimilatie van de verschillende leeftijdsgroepen. Een ver
andering van de nationale regelingen lijkt op zichzelf al zinvol,
aangezien deze regelingen vaak niet meer aan de ontwikkelings
psychologische inzichten aangepast werden.
WEDERZIJDSE ERKENNING VAN DE KEURINGSRESULTATEN.
De aanpassing van de criteria en de leeftijdsgroepen is een voor
waarde voor de wederzijdse erkenning van de keuringsresultaten.
Natuurlijk moet - tenminste voor een overgangsperiode - iedere
lidstaat het recht behouden om in geval van extreme verschillen
met de eigen voorstellingen een film nogmaals zelf te keuren
(taxeren). Dit zouden echter uitzonderingen moeten zijn.
Op deze manier zouden ervaringen verzameld kunnen worden,
met als uiteindelijk doel een Europese Filmkeuring. Bovendien zou
er regelmatig uitwisseling moeten plaatsvinden van keuringsle
den, die - anders dan in de beginfase - ook stemgerechtigd moe
ten zijn, zodat langzamerhand het niveau van de keuringsresulta
ten gelijkgesteld wordt.
EUROPEES MEDIA-INSTITUUTI.P.V. KEURINGSBUREAU.
Het instellen van een keuringsbureau voor Europa, dat voor alle
lidstaten bindende leeftijdscategorieën of exploitatiebeperkingen
c.q. exploitatieverboden vaststelt, is - gezien de verschillende uit
gangspunten van de lidstaten - weinig zinvol. Zo komt het bijv. in
Nederland voor, dat de door de Filmkeuring vastgelegde catego
rieën veranderd worden in een vrijwillige aanbeveling. Tot dusver
re zijn de leeftijdscategorieën bij de wet geregeld en kunnen dien
overeenkomstig gecontroleerd worden. In Duitsland bestaat er
naast de Filmkeuring (Filmprüfstelle/FS.K.) de Bundesprüfstelle
(B.P.S.) voor geschriften die een slechte invloed hebben op de
jeugd. Bovendien bestaan er strafrechtelijke normen, die niet al
leen voor films gelden maar ook voor andere media. Iets derge
lijks bestaat er in andere EG-lidstaten niet en lijkt binnen Europees
verband ook niet haalbaar.
21