NIC
UNIC-Nieuws
Multiplexen in de problemen - leveringsdwang
muziekauteursrechten - windows - Media Salles
Historie
Sinds de oprichting van de statutair in Parijs gevestigde Union
Internationale des Cinémas, de federatie van Europese bioscoop
bonden, heeft de directeur van de Franse bioscoopbond tevens als
algemeen secretaris van de UNIC gefungeerd. Dit was wel een
goedkope oplossing doordat er geen arbeidskosten in rekening
werden gebracht, maar deze druk bezette functionaris had eigen
lijk al niet voldoende tijd en aandacht over voor het internationale
werk toen de UNIC nog meer een contactorgaan was dan een
echte belangenvereniging. Dit feitelijke ontbreken van een eigen
uitvoerend orgaan betekende meer en meer een belemmering,
naarmate het ook bij de Europese branche-organisaties op het ge
bied van de film om steeds grotere belangen ging. Een bijkomend
nadeel was, dat in de afgelopen vijf jaar drie achtereenvolgende
directeuren van de Franse bioscoopbond vrij plotseling hun
werkzaamheden bij deze organisatie hebben gestaakt.
Deze ervaringen en de overtuiging dat een president van de UNIC
eigenlijk alleen effectief kan zijn in directe samenwerking met een
uitvoerende functionaris, hebben mij er al in 1989 toe gebracht, in
het bestuur een andere werkwijze van de organisatie voor te stel
len. Dit voorstel hield in, voor de zittingsduur van elke president
(maximaal vier jaar) telkens een uitvoerend secretaris te benoe
men, die dan werkzaam zou moeten zijn op het bureau van de
nationale organisatie van de respectievelijke president. De officiële
algemeen secretaris in Parijs zou dan hoofdzakelijk belast moeten
zijn met het werk voor de bestuurs- en algemene ledenvergaderin
gen, terwijl de uitvoerende secretaris in directe samenwerking met
de president de dagelijkse werkzaamheden tot taak zou hebben.
Dat dit voorstel bij de Fransen geen steun heeft gevonden, is nog
enigszins te begrijpen. Eigenaardig is, dat het ook niet werd ge
steund door de het jaar daarvoor afgetreden Spaanse president
die door de hier geschetste omstandigheden betrekkelijk weinig
effectief heeft kunnen zijn, noch door de toenmalige voorzitter van
de Duitse bioscoopbond, wiens functioneren als UNIC-president
eigenlijk alleen maar mogelijk werd gemaakt doordat de perma
nente vertegenwoordiger van de UNIC bij de EG, de Europese
fransman Claude Degand, goed Duits spreekt (geleerd tijdens
diens krijgsgevangenschap).
De aldus bestendigde situatie van een president zonder uitvoerend
orgaan heeft de activiteiten van de UNIC ook tijdens de ambtster
mijn van deze Duitse president onnodig belemmerd. Nu diens
voorzitterschap van zowel de Hauptverband Deutscher Filmtheater
als van de UNIC afliep, is er voorbereidend overleg geweest met
de verantwoordelijke functionarissen van de bondsbureau's van
resp. de Britse, de Duitse en de Nederlandse organisatie, teneinde
te komen tot een bepaalde verdeling van de uitvoerende taken.
Nieuw bestuur en secretariaat
Hoewel dit overleg een praktische oplossing mogelijk leek te ma
ken, is er op de in april te Baden-Baden gehouden bestuurs-, resp.
algemene ledenvergadering voor een andere oplossing gekozen.
Deze houdt in dat de voorzitter van de Franse bioscoopbond de
nieuwe UNIC-president is, en dat er aan het bureau te Parijs een
afzonderlijke, alleen voor de UNIC werkzame algemeen secretaris
wordt verbonden.
Het laatstgenoemde is mogelijk gemaakt door een verhoging met
50% van de uiterst lage contributie. (De ook na deze verhoging
geringe hoogte van de contributie is alleen mogelijk doordat de
reis- en verblijfkosten van de bestuursleden worden betaald door
hun respectievelijke organisaties.) Het bestuur is thans als volgt
samengesteld:
president: J. Labé (voorzitter Franse bioscoopbond)
vice-presidenten: J.Ph. Wolft
D. Quilleri (voorzitter Italiaanse bioscoopbond)
S. Kuchenreuther (voorzitter Duitse bioscoopbond)
ledenMJ. Vickers (voorzitter, resp. a.s. vice-voorzitter Britse
bioscoopbond)
V. Epelbaum (voorzitter Zwitserse bioscoopbond)
E. Fon (directeur Noorse bioscoopbond),
vertegenwoordiger van de Scandinavische
bioscoopbonden in het UNIC-bestuur
In de algemene ledenvergadering op 14 mei te Cannes heeft de
nieuwe president de aanstelling bekend gemaakt van Véronique
Bagnes tot algemeen secretaris van de UNIC. Zij is een in auteurs
recht gespecialiseerde juriste, die door haar kennis van het Engels
de barrière zal kunnen doorbreken die er tot nu toe heeft bestaan
tussen het kantoor te Parijs en met name de Britse en
Scandinavische bioscoopbonden. Op korte termijn is hiermee aan
de te stellen eisen voldaan: een los van de Franse bioscoopbond
staande algemeen secretaris, werkzaam op het bureau van de
president. Op langere termijn echter, als er weer een niet-Franse
president zal zijn gekozen, zal weer de ineffectieve situatie ontstaan
van een president zonder uitvoerend orgaan binnen diens bereik.
Op grond van deze overweging was er tegen de voorgestelde rege
ling op de algemene ledenvergadering te Baden-Baden veel
bezwaar bij de vertegenwoordigers van de Britse, de
Scandinavische en de Nederlandse organisaties, terwijl ook de
Zwitserse vertegenwoordiging er niet enthousiast over was. (De
vertegenwoordigers van België en Oostenrijk waren op de vergade
ring absent). Ik heb mijn medestanders er echter van kunnen over
tuigen dat niet een kleine stemmenmeerderheid maar de steun van
de meeste grote landen doorslaggevend dient te zijn, waardoor een
tot tweedracht leidende stemming kon worden voorkomen.
Belangwekkende ontwikkelingen
Op de te Cannes gehouden algemene vergadering zijn er enige
ontwikkelingen besproken waarvan het belang deze vergadering
tot de interessantste van de laatste jaren heeft gemaakt.
Problemen bij de multiplexen van UCI in Duitsland
De meest opzienbarende mededeling was afkomstig van de
voorzitter van de Duitse bioscoopbond. Deze bracht de vergade
ring op de hoogte van een soort van open brief van de leiding der
UCI-multiplexen in Duitsland aan de filmverhuurders. In deze brief
is een in Europa ongebruikelijke vaststelling van de filmhuren
voorgesteld, neerkomend op een garantie van de per bioscoop ge
accordeerde exploitatiekosten (met een minimum van 25% film-
huur) en daarboven 10% van de recette voor de exploitant. Het
was evenwel niet zo zeer dit opmerkelijke en zeker niet onproble
matische voorstel1, dat bij het Duitse filmbedrijf als een bom is in
geslagen, maar de reden die er voor is opgegeven. Die reden is
namelijk dat de exploitatieresultaten van de UCI-complexen on
danks hun hoge bezoekersaantallen onvoldoende blijken te zijn
om de investeringen terug te verdienen.2 Dit wordt te meer op
merkelijk geacht, gezien het feit dat de complexen van UCI relatief
goedkoper zijn geweest dan die van Warner/Constantin en van
Flebbe3.
Het is begrijpelijk dat de voorzitter van de Duitse bioscoopbond
deze mededeling deed met enige bitterheid maar ook niet zonder
genoegdoening. Door de exploitanten van de nieuwe multiplexen is
immers, zoals hij mededeelde, tot nu toe steeds beweerd dat zij de
(Vervolg op pagina 7)