"EUROPA CINEMAS",
Een project dat de Europese film zal schaden
In mijn artikel "Media Salles in politiek vaarwater" in het vorige
nummer van dit blad is nader ingegaan op het plan van de
Fransman Poiroux voor het opzetten van een keten van in het ver
tonen van Europese films gespecialiseerde bioscopen, de 'Euro
Cinemas' of "Salles vitrines". Inmiddels heeft het 'Media Comité',
de uit vertegenwoordigers van de betrokken ministeries van de
EG-landen bestaande adviesraad, zijn goedkeuring gehecht aan
het voorstel, de van het budget van Media Salles weggehaalde
200.000 ECU te gebruiken als subsidie aan de "Europa Cinemas".
In eerdere artikelen en met name in het hierboven genoemde heb
ik al mijn ernstige bedenkingen tegen dit plan naar voren ge
bracht. Nu zojuist het document "Europa Cinemas: The 'Salles-pa-
villons'-Why and How" is verschenen, is de tijd van gissingen
over opzet en doel van dit project voorbij, en is het moment voor
een duidelijke stellingname door het georganiseerde filmbedrijf
gekomen. Die stellingname dient mijns inziens uiterst negatief en
dus afwijzend te zijn. Mijn argumentatie daarvoor is in dit artikel
samengevat.
Onjuiste uitgangspunten
"European films don't enjoy the place they deserve on their own
continent and, each year, they lose more ground to their main
competitor, the American cinema industry."Deze eerste zin van het
recente document houdt een waarheid, maar meteen ook al een
onjuistheid in. Dat de speelfilms van Europese origine niet de
plaats innemen die wenselijk te achten is, wordt vrij algemeen er
kend, en dit feit vormt eigenlijk de bestaansreden voor het uitge
breide EG-programma 'Media 95'. Het is evenwel op zijn minst
verwarrend, te stellen dat een verslechterende marktpositie van de
Europese films terreinwinst voor de films uit de VS betekent.
Zoals eerder aangetoond, is de daling van het bezoek aan
Europese films niet veroorzaakt door verdringing door bezoek aan
Amerikaanse films, maar zijn de marktaandelen van Europese
films kleiner geworden doordat het bezoek aan die films sterker is
gedaald dan dat aan Amerikaanse.
Als men een euvel wil bestrijden, dient men zich uiteraard tegen
de oorzaak daarvan te richten. Dat is in het document over de
'Europa Cinemas' ook gedaan. Volgens de opstellers van het do
cument hebben met name de Europese films met een medium
budget te lijden van te geringe toegang tot bioscoopzalen, van
bioscopen met te geringe capaciteiten en van verdringing bij de
booking ten gunste van "star-films".1 Indien men een project pro
pageert waarin bioscoopexploitanten voor een Europese program
mering financieel worden beloond, ligt het voor de hand dat te ge
ringe vertoningsmogelijkheden als belangrijkste oorzaak van de
slechte marktpositie van Europese films worden genoemd. Het is
dan ook de vraag, of deze gebrekkige analyse alleen te beschou
wen is als een gevolg van oppervlakkigheid. Hoe dit ook zij, een
feit is dat de in mei van dit jaar verschenen omvangrijke, in op
dracht van de Media Business School verrichte studie over dit on
derwerp, die zeker aparte aandacht verdient, en die dit wat mij be
treft in dit blad of elders ook zal krijgen, heeft namelijk tot de con
clusie geleid dat de te geringe vertoningsmogelijkheden voor
Europese films worden veroorzaakt door belemmeringen bij de
filmverhuur: "Distribution is key in the film industry," en: "Acces to
exhibition is notthe root of the industry's problem."
De opzet
Het doel dat de voorstanders van het plan wensen te bereiken, is
een federatie van onafhankelijke, op commerciële leest geschoeide
en met andere bioscopen concurrerende filmtheaters. Om voor
het lidmaatschap van de federatie in aanmerking te komen, moet
een bioscoop zo niet uitsluitend maar toch grotendeels een
Europese programmering hebben, waarin de Europese produktie-
landen (waaronder het eigen land) enigszins naar verhouding
("cross section") zijn vertegenwoordigd, en deze, indien mogelijk,
in originele versie vertonen.1 Tot een Europese programmering
zijn hierbij te rekenen films waarbij één of meer Europese produ
centen als producent of coproducent zijn opgetreden. Op deze wij
ze zou dus bijvoorbeeld een Brits-Amerikaanse coproduktie als
een Europese film te beschouwen zijn.
Een bijkomende eis voor het lidmaatschap van de 'Euro Cinemas'-
keten is, dat er naast de vertoning ook activiteiten moeten zijn op
het gebied van de promotie van de Europese film, hetgeen kan ge
beuren door speciale weken, previews, retrospectieven, kleine fes
tivals, het fungeren als informatiecentrum, etc.1
Het is de bedoeling, op deze wijze een keten van ca. dertig gebou
wen ("cinemas") te krijgen, die samen ongeveer honderd zalen be
vatten, en die gevestigd zullen zijn in hoofdsteden en andere key-
cities.1 Het budget van de "Europa Cinemas" is gesteld op
400.000 ECU per jaar.
Hiervan is de helft afkomstig van de Franse overheidsinstelling
Centre National de la Cinématographie en de rest bestaat uit het
geen van het budget van Media Salles is weggenomen.
Van deze 400.000 ECU is 300.000 bestemd voor subsidie aan de
deelnemende bioscopen, hetgeen neerkomt op gemiddeld 30.000
ECU 69.000,-) per zaal per jaar.1
Detailkritiek
Dat het de bedoeling moet zijn, in de zich "Europa Cinemas" noe
mende bioscopen alleen films in de originele versie (met onderti
tels) te vertonen, spreekt vanzelf. Desondanks is er in het docu
ment rekening mee gehouden dat dit in sommige landen door het
publiek niet wordt geaccepteerd. In die gevallen mag dan worden
volstaan met het vertonen van nagesynchroniseerde versiesl.
Bekend is inderdaad dat er zelfs in een groot deel van de honder
den arthouses in Frankrijk en Duitsland geen originele versies
worden vertoond. Men kan natuurlijk stellen dat het vertonen van
een nagesynchroniseerde versie van een Europese film in elk ge
val beter is dan helemaal geen vertoning.
Het lijkt mij echter dat een bijzondere subsidie als de hier in het
geding zijnde niet behoort te worden gegeven in compromis-ge
vallen.
Volgens mevrouw Lhoest, directeur van het Media-program, is
Media 95' geen subsidiesysteem, doch een stimuleringsprogram
ma waarbij het om terugvloeiende voorschotten gaat.Afgezien van
het feit dat dit bij een deel van de twintig onderdelen van 'Media
95' niet het geval is en ook niet het geval kan zijn, kan hier worden
gewezen op de opmerkelijke omstandigheid dat aan deze voor
waarde ook niet wordt voldaan bij dit zo controversiële, door de
superieur van mevrouw Lhoest gefavoriseerde project.