Filmtronics
telefoon: 02526-75877 en 06-52822427 fax: 02526-89810
DOLBY BGW PERMASEL TASCAM STRONG ELECTRO-VOICE CINEMECCANICA
- Victoria 5 - 35mm filmprojectoren
- Victoria 8 - 35/70mm filmprojectoren
- CNR 2-3-4 en 5 plaats non rewinds
- DGB 4000 en 5000 meter spoelentoorns
- Vector 2000 cabine computer automatisering
- hand en electrische filmomspoelers
Voor meer informatie neem contact op met:
ABACUS LUCASFILM-THX PERMASEL JBL ELECTRO-VOICE GOTHAM DOLBY
ten wij dat het vervangen van de originele taal niet steeds even
storend is. Een voorbeeld daarvan werd gegeven door de al ge
noemde Simon Perry, die van mening was dat een gesynchroni
seerde versie bij historische tilms wellicht niet zo erg is. Dit lijkt
mij wel juist, voorzover de historie maar lang genoeg geleden is.
(Een Engels sprekende Caesar is sinds Shakespeare gebruikelijk,
waardoor een in het Engels gesynchroniseerde ook niet onge
woon is; een Engels sprekende Napoleon is aanvaardbaar, maar
bijv. een Frans ot Duits sprekende Churchill voor ons nog niet.)
Met de in een van de discussiegroepen geformuleerde stelling, dat
de beste Europese films die films zijn waarin de culturele identiteit
van het betreffende land bewaard is, zal niet iedereen het helemaal
eens zijn. Vast staat m.i. echter wel, dat het vooral die films zijn
waarbij door synchroniseren een essentieel aspect aan het publiek
wordt onthouden.
Zo gelukkig een andere discussiegroep kon zijn met een discussie
leider als Perry, zo ongelukkig was ik met die van de groep waarbij
ik was ingedeeld. Aanvankelijk was ik blij met Istvan Szabo, want
ik bewonder hem als de regisseur van "Meeting Venus" en "Oberst
Redl", en de uitspraak van E.T.A. Hoffmann (van "Hoffmanns vertel
lingen"), dat "wij door onze menselijke zwakte het kunstwerk niet
los van de persoon des meesters kunnen zien, maar daarbij ook
steeds aan hem denken"'5», geldt ook voor mij. Helaas bleek deze
regisseur als discussieleider een zelfvoldane prater, die bovendien
geen tegenspraak kon velen. Het was mij dan ook slechts met
vasthoudendheid en steun van de directeur van de Britse bio
scoopbond, John Wilkinson, mogelijk, in die discussiegroep stel
ling te nemen tegen de mening, dat de bioscoopexploitanten on
voldoende bereid zijn, Europese films te vertonen.*6» (Er is immers
een schrijnend tekort aan films met enige trekkracht.) Geïnspireerd
was wel Szabo's uitspraak, dat als Europa overleeft - wat mij vrij
zeker lijkt - ook de Europese film zal overleven.
Conclusies
Synchroniseren is in een aantal grote landen voor het publiek iets
vanzelfsprekends, en er zijn daar niet onbelangrijke industrieën op
dit gebied ontstaan. Beslissingen over al dan niet synchroniseren
kunnen in die landen dan ook niet aan de orde zijn. Hoogstens zou
er naar kunnen worden gestreefd, in arthouses e.d. wat meer ori
ginele versies te vertonen.
Een probleem heeft alleen praktische betekenis, voorzover er iets
te beslissen is. Beslissingen zijn mogelijk in twee opzichten: in de
kleine landen zou men kunnen overgaan tot synchroniseren (als
dat uit het oogpunt van de daaraan verbonden kosten of door sub
sidie mogelijk zou zijn), en producenten in niet-engelssprekende
grote landen zouden van hun films tevens een Engelse versie kun
nen maken, terwijl die in kleine landen zelfs uitsluitend Engelse
versies zouden kunnen produceren.
Zoals op de conferentie is gebleken, is het onwaarschijnlijk dat
vervanging van ondertiteling van de originele versies door synch
ronisering het bioscoopbezoek zou doen stijgen. Tevens is m.i.
volkomen duidelijk gemaakt dat het produceren van films in het
Engels zonder de merites van Amerikaanse productiemethoden tot
niets zou leiden. Zonder een industriële structuur zal er geen suc
cesvolle productie komen, en zal het gevaar bestaan dat de pro
ductie van bioscoopfilms in Europa vrijwel zal verdwijnen. Dat
was een voor velen niet aangename, maar m.i. realistische con
clusie van deze conferentie.
Als consument beschouw ik synchroniseren overigens met enkele
uitzonderingen als iets slechts en meestal als iets afschuwelijks.
Drs.J.Ph.WoIff
Noten:
1De tekst van de voordracht is opgenomen in de conferentie-documentatie.
2. De marktaandelen van de Britse, resp. Amerikaanse films bedroegen in Groot Brittannië in
1981 13%, resp. 85%, en tien jaar later 5,5%, resp. 93%. (Screen Digest, april 1992) Zie
ook: Martin Linton, "Waar is de Britse speelfilm gebleven?" (Volkskrant 20-8-92).
3. Berekend aan de hand van bij de conferentie-documentatie gevoegde staafdiagrammen uit
Screen Digest.
4. Ray Gillon, "Dubbing into Foreign Languge - It's Costs, Market and Pitfalls" (opgenomen in
de conferentie-documentatie)
5. E.T.A. Hoffmann, "Schriften zur fvlusik (Nachlese)" (1820), Volledig Werk, Winkler-Verlag,
Band V, blz 348
6. Zie ook mijn artikel in het vorige nummer van dit blad.
CINEMECCANICA