Bioscoop-, theater-, schouwburg en congresmeubilair FILMKEURING IN EUROPEES PERSPECTIEF: ALLEEN OF SAMEN OP WEG NAAR DE 21E EEUW MEER WETEN? In september 1989 werden de eerste tormele contacten gelegd tussen de leden van de Nederlandse en Duitse filmkeuring. In het kader van een internationaal jonge ren-uitwisselingsprogramma werd gediscussieerd over de schadelijkheidscriteria die de beide instituten hante ren. Deze studiedagen bleken zo succesvol te zijn, dat men besloot samen verder te gaan op de ingeslagen weg. De meningen over het aangeven voor welke leeftijd een film toegankelijk moest worden gemaakt, lopen in Europa sterk uiteen. Desondanks zijn de Nederlandse Filmkeuring en haar Duitse evenbeeld aan het kijken of samenwerking mogelijk is. Onderdeel hiervan is de in ternationale conferentie die op 29 en 30 oktober 1992 heeft plaats gevonden in de Rolzaal van het Tweede ■^■^■n Kamercomplex en op lokatie in Rijswijk. Een aantal gastsprekers, wetenschappers, deskundigen en vertegen woordigers van de Engelse, Franse, Zweedse en Belgische filmkeu ringen hebben zich gebogen over het thema van de conferentie: het keuren van films doet elk land apart of gaan we samen verder, op weg naarde 21e eeuw. De initiators van de conferentie zijn van mening dat het noodzakelijk is een referentiekader te creëren, waaraan je films kunt toetsen. "Ons uitgangspunt is dat er een internationaal kader komt. Te zijner tijd moeten dan spelregels gedestilleerd worden, die voor heel Europa van toepassing zijn". Twee intensieve dagen liggen achter ons. Inhoudelijke verhalen, spannende discussies en verdiepende invloeden laten aan duidelijkheid niets te wensen over. In het najaar van 1993 zal er een brede Europese conferentie plaatsvinden in Bonn, die gezien moet worden als een kwalitatieve follow-up. Met name het criteria-onderzoek aan de hand van het zogenaamde mo del Van der Voort zal dan in de praktijk worden getoetst. Daarnaast zal "het begrip film - op televisie, op video en in de bioscoop - als "Europees produkt" worden bediscussieerd aan de hand van inlei ding door gastsprekers. "Zoveel mogelijk gemeenschappelijkheid, met afgepaste speelruimte voor de afzonderlijke lidstaten", concludeerde een conferentiedeel nemer. Een conclusie die vraagt om nader onderzoek. WAT ZIJN DE OPVATTINGEN VAN JONGEREN EN HUN OUDERS OVER DE NEDERLANDSE FILMKEURING Het instituut Nederlandse Filmkeuring staat weer eens ter discussie. Was het eerst de Raad voor het Jeugdbeleid die pleitte voor op heffing (1986), onlangs liet de minister van WVC, mevrouw d'Ancona, tijdens de internationale conferentie voor filmkeurders weten dat het bestaansrecht van de filmkeuring in Nederland ook voor haar ter discussie staat. Dit is niet de plaats om een speech van de bewindsvrouwe nader te analyseren, maar ze wekte - volgens insiders - de indruk selectief om te gaan met de haar aangereikte informatie en een 3 standpunt in te nemen op basis van achterhaalde ideeën, nl. het rapport "Film en Overheidsbeleid". In een discussie met de auteurs neemt Prof.dr. T. van der Voort het rapport op de korrel: "Het is tendentieus en toege schreven naar bepaalde conclusies". Tot op heden is de mening van het publiek over de film keuring in Nederland buiten beeld gebleven. Juist in een discussie over het nut van een instituut dat voor de sa menleving werkt en bestaat uit een dwarsdoorsnede van de bevolking, is het van belang te weten hoe het publiek ■mhb^h hierover denkt. Een recent onderzoek door de Universiteit van Leiden1), sektie Kind en Media, levert opvallende resultaten, die géén aanlei ding geven te twijfelen aan het maatschappelijk draagvlak van de filmkeuring in Nederland. Van de ondervraagde jongeren is iets meer dan de helft bekend met de Nederlandse Filmkeuring en meer dan driekwart van de jongeren (81%) vindt het belangrijk dat dit instituut bestaat. Zowel jongeren als ouderen zijn het er in meerderheid mee eens dat de Nederlandse Filmkeuring leeftijdsgrenzen aangeeft voor bioscoopfilms. Op de vraag of de Nederlandse Filmkeuring ook voorlichting zou moeten geven over de bioscoopfilms, klachten zou moeten behandelen en zou moeten waarschuwen voor sommige scènes waarvan je angstig kan worden, antwoordt de meerderheid van de respondenten posi tief. Het geven van voorlichting scoort zowel bij jongeren (79%) als hun ouders (95%) hoog. Samenvattend kan worden geconcludeerd dat verreweg de meeste jongeren en hun ouders het belangrijk vin den dat er een filmkeuring in Nederland is. De meesten vinden dan ook dat films kwalijke effecten op kinderen en jongeren kunnen heb ben, waarbij het meest gedacht wordt aan het nadoen van onge wenste gedragingen uit films. De opvatting dat films een negatieve invloed hebben, blijkt samen te gaan met een positieve houding ten opzichte van de Nederlandse Filmkeuring. Volgens een meerderheid van de respondenten moet de Nederlandse Filmkeuring zelfs haar taken uitbreiden en zich met name richten op de voorlichting van films. C.N.Crans secretaris-direkteur Nederlandse Filmkeuring Met dank aan mevrouw drs.Fr.D.Aben en dr.M.W.Vooijs. 1) Het rapport is gratis te bestellen bij het bureau van de Nederlandse Filmkeuring. Showroom, verkoop en informatiecentrum Bemuurde Weerd O.Z. 10, 3514 AN Utrecht Telefoon 030 - 730666 718448 717213 19

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1992 | | pagina 19