ACHTERAF
BEZIEN.
Sinds het ontstaan van de cinema
tografie waren producenten en re
gisseurs geïnteresseerd in onder
werpen uit de Oudheid.
Ook Bijbelse gegevens waren dankbare
objekten.
De eerste regisseur die een Bijbels on
derwerp verfilmde was de legendari
sche Cecil B.DeMille, die in 1921 zijn
eerste film "De Tien Geboden" maakte,
gevolgd door "King of Kings" in 1927,
"The Sign of the Cross" in 1932 en
'Cleopatra" in 1934. Bovendien ver
scheen in 1925 "Ben Hur", gemaakt
door Fred Niblo met Ramon Navarro in
de hoofdrol.
Omdat deze produkties, mede door
het grote aantal figuranten, nogal kost
baar waren, kon er van massa-produk-
tie in dit genre geen sprake zijn.
Om die reden werden in de crisispe
riode na de beurscrach van 1929 maar
twee spektakelfilms geproduceerd. Pas
in 1941 volgde er opnieuw één en wel
in Italië: "La Coronna di Ferro" (De
IJzeren Kroon). Een superproduktie
van Allesandro Blasetti met in de hoof
drollen Massimo Girotti, Gino Cervi,
Paolo Stoppa, Luisa ferida en Elisa
Cegani. Het werd een van de grootste
suksessen van de Italiaanse film tij
dens de oorlogsjaren. Wellicht werd
met deze film de basis gelegd voor de
opleving van dit genre in de jaren '60
in Italië. "De IJzeren Kroon" blijft even
wel een unicum in de periode tussen
het midden van de jaren '30 en de
jaren '60.
Vóór 1940 had men zich in Europa wel
met historische onderwerpen bezigge
houden, zoals "Het leven van Emil
Zola" (1937), "Mayerling" (1936) en "De
Golem" (1936). Ook de Revolutie-tijd
kreeg aandacht, maar de Oudheid en
Bijbelse onderwerpen hadden toch
niet de aandacht van de Europese pro
ducenten en regisseurs. Alleen in
Duitsland wilde men nog wel eens een
film maken gebaseerd op Godensagen,
zoals "Die Nibelungen" (1924).
In 1948 werd in Frankrijk nog een po
ging gedaan om een historische raam-
moet-produktie te maken, maar
"Fabiola", oorspronkelijk bedoeld als
een produktie van meer dan twee uur,
werd uiteindelijk opgedeeld in twee
films, "Fabiola" en "De laatste dagen
van Pompei". Beide films werden een
fiasco.
In 1959 kregen de Amerikaanse produ
centen de smaak weer te pakken en
achtereenvolgens verschenen
"Samson en Delilah" (1949), "King
Salomon's Mines" (1950), "Messalina"
(1951), "Quo Vadis" (1951) en
"Scaramouche" (1952).
In 1953 kwam de eerste cinemascope-
film uit de Fox-studio's, "The Robe", de
film die een nieuw tijdperk in de filmin
dustrie inluidde. Het cinemascope-
systeem veroverde in korte tijd de
hele wereld en al spoedig was er geen
door F.P. van den Berg
Filmgenres die verdwenen en
nooit meer terugkomen:
de spektakelfilm
bioscooptheater meer, dat geen cine
mascope-film kon vertonen.
Niettemin stagneerde de produktie van
de spektakelfilm.
In 1956 maakte Cecil B.DeMille een
nieuwe versdie van "De Tien
Geboden"; het werd zijn laatste film. In
1959 werd Ben Hur opnieuw verfilmd
met Charlton Heston. Deze akteur
speelde ook hoofdrollen in "El Cid" en
nog een aantal spektakelfilms.
De Amerikaanse producenten gingen
andere, minder kostbare genres verfil
men, omdat de ingezette teruggang in
het bioscoopbezoek over de gehele
wereld de risico's te groot maakte.
Er werd gezocht naar nieuwe, commer
ciële genres. En er diende zich één aan
in de persoon van Steve Reeves, een
'sterke' man, bodybuilder van profes
sie, die door een Italiaans producent
werd ontdekt.
De grote Amerikaanse maatschappijen
hadden intussen grote belangen in de
Italiaanse filmstudio's door de enorme
bedragen aan filmhuur die zij in de na
oorlogse jaren te vorderen hadden,
maar die door de moeilijke deviezen-
positie van de Europese landen na de
Tweede Wereldoorlog niet volledig
naar de Verenigde Staten konden wor
den overgemaakt. Daar ook de produk-
tiekosten in Italië veel lager waren dan
in de Verenigde Staten zelf, gingen zij
er steeds meer toe over in Italië te pro
duceren. Aan lokaties, studio's, figur
anten, technici, akteurs of aktrices was
geen gebrek. Bovendien hadden de de
corbouwers inmiddels de nodige erva
ring opgedaan, zodat ook dat aspect
geen problemen opleverde.
Steve Reeves bleek de ideale vertolker
van de rol van Hercules. Zijn impo
sante uiterlijk sprak de bioscoopbe
zoeker aan en na "Il Fatiche de Ercole"
(1958) volgde in datzelfde jaar nog
"Ercole et la Regina di Lidne". Met "De
laatste dagen van Pompei" (1959) en "Il
Terrore di Barbari" (1959) was het hek
van de dam. Elke producent probeerde
een graantje mee te pikken van het
sukses van de spektakelfilm, of - zoals
de films in het bedrijf werden ge
noemd - de 'sandalen'-films.
Naast "Hercules" verscheen "Goliath",
"Maciste", "Ursus" en nog een aantal
andere 'helden' uit de Oudheid, vech
tend tegen de Romeinen, de Hunnen,
de Tartaren, de Mongolen, piraten of
welke tegenstander dan ook.
Daarnaast kwam nog een variatie in de
vorm van de Gladiatoren-film, al even
suksesvol als hun mythische tegenhan
ger.
De bekendste vertolkers van de sterke-
mannen-rollen waren Mark Forest, van
1960 tot 1965 in een groot aantal
Hercules- en Maciste-rollen; Guiliano
Gemma, voor de Engelssprekende
markt omgedoopt in Montgommery
Wood, van 1963 tot 1966 in sterke-man-
nen-rollen, daarna overgestapt naar de
spaghetti-western; Jack Palace,
Cameron Mitchell en nog een aantal
anderen.
Toch bleef Steve Reeves de ideale ver
tolker, want al zijn films, waaronder
ook nog "Goliath en de barbaren" en
"Aeneas" hadden toch iets meer ni
veau en inhoud dan die van zijn colle
ga's.
De grote maatschappijen maakten in
de jaren '60 nog wel spektakelfilms,
zoals "Barabbas", "De Tartaren", de
mislukte remake van "Cleopatra" en
"Taras Bulba", maar tegen het einde
van de jaren 60 was het met dit genre
in de bioscoop gedaan.
Met zekerheid kan van dit genre niet
gezegd worden dat het nooit meer in
de bioscopen zal terugkeren. Het
grootste probleem blijft de financie
ring van dergelijke films. Het is niet on
mogelijk dat we op korte termijn ge-
konfronteerd worden met een nieuwe
film in dit genre. Paul Verhoeven, onze
meest suksesvolle regisseur loopt met
plannen rond een film over de kruis
tochten te maken, een miljoenenpro-
jekt. Wellicht zal deze film de herleving
van de spektakelfilm inluiden. We
wachten met spanning af...!
23