pend de wei ingejaagd. Eind goed al goed. De vertoningen vonden plaats dankzij een handmatig voortbewogen speelgoed-pro jector, die door mijn broer later met een riem werd aangesloten op de motor van een ventilator. Steeds maar weer werden dezelfde filmpjes nu te pas en te onpas onder grote hilariteit met flinke snelheid op en neer 'gedraaid'. Op mijn tiende stapte ik als een tovenaar door het leven. Ik bleef me echter verbazen over plaatjes die in het donker konden bewegen en was me nau welijks bewust van het gegeven dat de tocht door de winkel in feite de grote attractie was. De strijd met de televisie (Dikkertje Dap c.s.) begon al snel dodelijke vormen aan te nemen en zodoende draaide ik de filmpjes uiteindelijk alleen nog voor mezelf. Zo was ik ook regelmatig in de met een van boven af te sluiten banket-bakfiets van mijn vader te vinden. Tegen de witgeschilderde bin nenkant werden via een miniscuul gaatje aan de zijkant de passerende huizen en bomen (weliswaar ondersteboven) 'gepro jecteerd'. Dit 'camera obscura' effect was mijn geheim en aan niemand uit te leggen. Als dat geen vingerwijzing 'Gods' was, dan wist ik het niet meer. Een ander geheim sjouwde ik regelmatig onder mijn arm met me mee: een blik met een, door vocht aan elkaar geklonterde en niet meer te vertonen, 'gevonden' 35 mm film. Vriendjes mochten 'gratis' in het blik kijken. Ik verzon dan steeds een ander, onbewijsbaar spannend verhaal over wat er op die film allemaal te zien zou zijn. Gedurende mijn 9-jarig verblijf op een R.K. jongens-internaat, bleef ik in leven dankzij frater 'Frans', een Belgische film- gek, die het befaamde standaardwerk: 'Jonge Cineasten' had geschreven. Door hem werden er iedere zondagavond voor de hele school Italiaanse en Franse mees terwerken vertoond. En ik mocht daarbij helpen. Frater Frans hield voor iedere voorstelling een uitgebreid verhaal over de te vertonen film. Het zien van vrouwen vormde het hoogte punt in ons afgesloten jongensleven. De sexuele voorlichting was gebrekkig. Een vriendje vertelde (had het zelf gezien) dat kinderen tussen de borsten vandaan kwa men. De films met Anna Magnani kregen zo een geheel nieuwe dimensie. Frater Frans wist alles over films maar niets over vrouwen. Voor ons was het één echter onlosmakelijk met het ander verbonden. Toen ik later zelf films maakte en het kan toor van 'Tuschinski' in en uit liep, zocht Ronnie Gerschtanowitz een mogelijkheid om in Utrecht hun 'arti' -films te vertonen. Ik bood hem de gehele beneden verdieping van mijn niet onaardige pandje in de bin nenstad aan. Binnen één jaar werd 'Het Springhavertheater' geopend. Een onver getelijke dag. Wij durfden niet aan de technische dienst van Tuschinski te vragen hoe de spullen werkten. Zij dachten dat wij dat wel wis ten: wij waren tenslotte filmgekken pur sang en wie waren wij om dat te ontken nen. We mompelden dat we alles wel wis ten. Dom. Ze wensten ons veel succes en lieten ons vertwijfeld achter in ons eigen spiksplinternieuwe theater. Max van Praag verzorgde de programmatie en de eerste film "Beyond Good and Evil" was een groot succes. De eerste middagvoorstelling zat bijna vol. Met z'n zessen stonden wij zwetend in de cabine het grote apparaat te bestuderen terwijl het publiek wachtte. Na twintig minuten besloten we het miniscule knopje met het woordje 'aan' in te drukken. Sprakeloos keken we toe hoe het ding zich langzaam in beweging zette, het licht aan- flitste en het zaallicht als door bovenna tuurlijke krachten langzaam doofde. Toen na enige minuten en met vereende krachten het beeld ook nog scherp gezet werd, gre pen we elkaar hilarisch vast en dansten door de foyer. Toen na enige tijd iemand uit de zaal kwam om te vragen waarom er geen geluid was, hebben we hem hardhan dig teruggeduwd: hij moest niet zeuren en mocht in zijn handen knijpen met dat fan tastische beeld. Toen Tuschinski een andere naam kreeg en alle bekenden 'verdwenen' nam de fa. Wolff de programmatie over tot op de dag van vandaag. Mede dankzij Marianne, Tjits, Lex en zeker niet in de laatste plaats filmofiel nr. 1: Rudy Bakker, is Spring- haver na een kleine twintig jaar een begrip geworden. Mét het café is het een ontmoe tingsplaats geworden voor de 20-plusser, waar met veel liefde consequent respecta bele films vertoond worden. En zo zit ik hier voldaan te mijmeren over vroeger, terwijl U wellicht alleen in de toe komst geïnteresseerd bent. Maar ja, een mens existeert bij de gratie van zijn herin neringen. En voor de toekomst ben ik niet bang: het bioscoopbedrijf is zo inventief en voor teveel mensen is het leven zonder 'cinema' bijna zinloos (maar daarover spreek ik U nog wel eens). Na het einde van de voorstelling was de eigenaar van het theater met de fraaie stoe len verdwenen. Ik heb nog gezocht om hem te complimenteren voor de fijne mid dag, maar tevergeefs. Het publiek verspreidde zich in de regen achtige uitgestorven winkelstraat. Ik zocht met vrouw en kinderen mijn heil in het 'Quick-fast-food- restaurant'. Handig die tenten: voor je het weet sta je met een lege portemonnee, volgegeten in no-tempo weer buiten; een hele uitkomst. De betere restaurants zullen het nog moeilijk krij gen..., dacht ik nog. Over Anna Magnani gesproken: Ally grijp de pen en maak er wat van. DE PEN GAAT NAAR: ALLY DERKS, directeur van het Inter national Documentary Festival Amsterdam (IDFA).

Historie Film- en Bioscoopbranche

Holland Film Nieuws | 1996 | | pagina 20