HONDERD JAAR FILMPRESENTATIETECHNIEK deel l, door Henk Berg DRIEDIMENSIONAAL... KLEUR EN GELUID In 1910 begon de Engelse filmproducent C. Hep- worth met de commercië le exploitatie van het Vitaphonesysteem. Hierbij werd opnieuw een grammofoondraaita fel met daarop een grote hoorn, aan de filmprojector gekoppeld. Omdat een electrische versterker nog ontbrak was het geluidsvolume te zwak voor weergave in een grote ruimte. Maar in Parijs zorgde Leo Gaumont voor een verrassing. Hij gaf in het Hippodrome een filmvertoning voor het Institute de L'Académie Franc, aise. De voorzitter opende de avond met de mededeling dat er een verrassing zou komen 'die voor de toekomst der mensheid in het algemeen en voor die van Frankrijk in het bij zonder, van gewicht zou blijken te zijn'. De ver rassing werd een succes. Óp het projectiedoek verscheen een aankondiging dat M. d'Arsonval de vergadering zou toespreken. Op de film nam d'Arsonval plaats voor zijn lessenaar. En dan... men hoorde hem spreken! Aan het stemgeluid was duidelijk hoorbaar dat hij doormiddel van een phonograaf sprak, maar het grote wonder was dat de lipbewegingen volkomen synchroon waren met de gesproken tekst. Voor de versterkte weer gave van het geluid maakte Gaumont gebruik van de Elgephon van Laudet, een met perslucht wer kend membraan. Gaumont noemde deze eerste beeld-geluid installatie chorophoon. Het systeem was weliswaar te vergelijken met het Vitaphone systeem, alleen was de grammofoondraaitafel hier mechanisch gesynchroniseerd met de projec tor en de weergave werd voldoende versterkt om een grote ruimte te kunnen vullen. Korte tijd na de vertoning van de sprekende "Monsieur d'Arsonval" kwam er een ontmoeting tussen Willy Mullens en Leo Gaumont. Mullens kocht de door Gaumont ontwikkelde chorop- hoon-apparatuur. Terug in Nederland maakte Mullens met de chorophoon zijn eerste geluid- filmopnamen, opnamen van zichzelf die hij dan vertoonde met het 'perslucht-geluidssysteem'. Men schreef 1910 en het waren in ons land de eer ste vertoningen van een film met bijbehorend geluid. Eenjaar later projecteerde de Zweed Berglund bij de firma Goertz de eerste optisch geregistreerde lichtgeluidfilm. Electrische versterking van het geluid was toen nog steeds niet mogelijk, de elec- tronenbuis was nog onbekend. Een vertoning voor een groot publiek bleef daarom achterwege. Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog (1914) werden zijn verdere onderzoekingen belemmerd en afgebroken. Naast de demonstraties met toegevoegd geluid bleef men tevens zoeken naar betere systemen om kleur in de filmbeelden te krijgen. In 1911 werd met de film "The Durbar of Delhi" Kinemacolor te Londen commercieel geïntroduceerd. In 1912 werd de Colorgraph kleurenfilm van A.H. Mejia geïntroduceerd. Eveneens in 1912 bracht de firma Pathé een Pathé Kok 28 mm filmprojector en Thomas Edison kwam met zijn Home Kinetoscope op de markt. En weer verder met de kleur. Het Gaumont Chronochrome additieve drie-kleuren-procédé (gepatenteerd in 1912) werd in 1913 voor het eerst gedemonstreerd. Het systeem berustte op een additieve menging van drie kleine deelbeeld- jes. Hiervoor werd gebruik gemaakt van een drie voudig projectie-objectief. In Duitsland waren in 1913 inmiddels 500 bio scopen uitgerust met het Biophon geluidssysteem van Oskar Messter. Maar de films werden langer en de grammofoonplaat had een beperkte en daar om onvoldoende speellengte. Verwisseling tij dens de projectie was niet te realiseren. Daar bovenop kwamen de regelmatig terugkerende synchroniteitsproblemen. Uiteindelijk keerde men terug naar de film zonder geluid. Het draai tafelsysteem verdween weer. In 1917 kwam de Technicolor kleurenfilm van Dr. Herbert T. Kalmus en Dr. D.F. Comstock. Het beeld van dit oorspronkelijk twee-kleurensys- teem werd in de camera door middel van een pris ma gesplitst naar twee afzonderlijke negatief- films. Later werd het systeem aangepast en gesplitst naar drie deelnegatieven. De eerste expe rimenten werden reeds in 1915 gedaan. Het duur de echter tot 1926 voordat er positieve bioscoop kopieën werden vervaardigd. In 1918 begon men voorzichtig met de eerste pogingen om het geluid samen met het beeld fotografisch op één filmband te registreren. Het principe van deze methode berustte op de regis tratiemethode van de Zweedse ingenieur Berglund die door hem reeds in 1906 was verwe zenlijkt en op die van de in Amerika wonende Fransman Eugène Lauste. Ook anderen hielden zich bezig met het zoeken naar een goed systeem om geluid in lichtvariaties om te zetten, zoals Case, die later met Fox, de Fox-Case Corporation vestigde. William Van Doren Kelley (1876-1934) demonstreerde in 1919 het Prizma twee kleuren positieffilm-procédé. De Amerikaan Kelley werkte in 1910 voor de Biograph cinemas. Hij raakte geïnteresseerd in de ontwikkeling van de film en wel speciaal in de toepassing van kleur in de film. Hij begon in 1913 de Panchromotion Company en experimenteerde met een additief kleurenprocédé dat was geba seerd op Kinemacolor, maar dan met een hogere beeldfrequentie. Een goed bruikbaar systeem dat werd geëxploiteerd door zijn firma Prizma Inc. en toegepast in 1917 in de film "Our Navy". Het addidatieve systeem bleek niet werkelijk succes vol te zijn. Met Carroll H. Dunning en Wilson Saulsbury opende hij het Kesdacolor laboratori um en ontwikkelde daar een twee-kleuren procédé, dat in 1922 door J. Stuart Blackton van Vitagraph werd gebruikt voor de film "The Glorious Adventure" In 1921 bracht Lee de Forest een nieuw sound- on-film-procédé. Lee de Forest en Von Lieben hadden bijna gelijktijdig de electronenbuis uitge vonden. Door de toepassing van deze buizen werd een grote verbetering van de geluidsversterker- techniek mogelijk. ££J* Berglund, die in 1914 door het uitbreken van de oorlog zijn onder zoeken voor verbetering van zijn eerste lichtge luidfilm (sound-on-film) moest onderbreken, ging terug naar Zweden en richtte daar de Fotofon-vereniging op, waar hij op 17 februari 1921 zijn eerste lichtgeluidfilm demonstreerde. Men was enthousiast, maar de filmproducenten en de bioscoopexploitanten wensten niet mee te gaan. Berglund ging terug naar Duitsland waar Ernemann probeerde het Berglundsysteem over te nemen, maar waar men problemen kreeg met het zelf fabriceren van luidsprekers. Berglund nam kontakt op met Tobis en dankzij de hulp van Joseph Massolle van TriErgon kwam toen de doorbraak. TriErgon ("Werk der Drei") betrof Hans Vogt (1890-1979), Joseph Massolle (1889-1957) en Jo Engl (1893-1942). Direkt na de Eerste Wereldoorlog gingen de drie eigenaren van TriErgon zich specialiseren in lichtgeluid. Ze openden op 1 juli 1919 een laboratorium voor cinematografie in een bloemenwinkel aan de Babelsberger Strasse 49 te Berlijn, waar op 26 februari 1921 de eerste optische geluidsopname werd gemaakt van het lied "Sah ein Knab ein Röslein stehn". Men gebruikte hiervoor een 42 mm brede film. In het Alhambra Theater aan de Kurfürstendamm te Berlijn ging op 17 september 1922 de eerste door henzelf geproduceerde licht geluidfilm in première Maar zoals het Berglund verging, verging het ook TriErgon. De pers en de Tri-Ergon geluidsfilmsysteem. De geluidsband was buiten de perforatie geplaatst op een 42 mm film (1922). aanwezigen waren enthousiast, maar de film producenten en de bioscoopexploitanten lieten het afweten. Het werd het einde van TriErgon. De jaren twintig brachten veel nieuws op filmge- bied. In 1921 maakten we voor het eerst kennis met Widescope, een nieuw projectiesysteem waarbij twee filmbeelden naast elkaar werden geprojecteerd en in 1922 was er ook weer een nieuw twee-kleuren positief procédé: polychrom- ide. Omdat ook het geluid niet kon achterblijven

Historie Film- en Bioscoopbranche

Holland Film Nieuws | 1996 | | pagina 22