Een vraaggesprek met drs. J. Ph. l/l/olff, de nieuwe voorzitter van de UNIC Op 24 september jl. werd drs. J. Ph. Wolff, directeur van Bioscooponderneming A.F. Wolff BV, tij dens de Algemene Ledenvergadering van de UNIC (het Europese samenwerkingsverband van belangenorganisaties van bioscoopexploitanten) benoemd tot president. Deze benoeming was voor Holland Film Nieuws aanleiding om de heer Wolff een aantal vragen voor te leggen over de UNIC, zijn motivatie om president te worden en het Europese MEDIA programma. Kunt u uitleggen wat de UNIC is en wat zij o.a. voor haar leden doet? UNIC (Union Internationale des Cinémas) is de federatie van nationale bioscoopbon den in West-Europa. Het Nederlandse lid is de Ned. Vereniging van Bioscoopexploi tanten. Vroeger was het doel van de UNIC vooral het uitwisselen van informatie. In de laatste jaren gaat het vooral om de beharti ging van de gezamenlijke belangen. Dat is vooral veroorzaakt door de Europese een wording. Voor een niet onaanzienlijke groep bedrijfsgenoten zijn de Europese filmorga- nisaties een "ver van m'n bed" show. Kunt u voor die groep het nut van deze organi satie uiteenzetten? Dat is heel begrijpelijk. Niet de bedrijfsge noten, maar hun nationale associaties (bij ons: NVB, NVF en NVS) zijn immers lid van hun resp. Europese koepelorganisaties. Dat neemt natuurlijk niet weg dat de activi teiten daarvan indirect toch iets moeten opleveren voor de afzonderlijke onderne mingen, en ik geloof dat dit ook zo is. Ik kan mij wel voorstellen dat veel individuele ondernemers zich niet zo betrokken voelen bij hetgeen er op Europees niveau gebeurt, maar dat betekent niet dat het daarbij om voor hen niet belangrijke kwesties gaat. De politieke en economische betekenis van de UNIC lijkt de afgelopen jaren sterk te zijn toegenomen. Hoe uit zich dat? Waar is dat volgens u aan te danken? Zoals gezegd komt dat vooral door de Europese integratie. In de eerste plaats gaat het daarbij om Europese regelgeving, die meer en meer in de Lid-Staten van de Europese Unie dwingend zal worden opge legd. Daarnaast is er het MEDIA-Pro- gramma van de Europese Unie, waarbij het om grote subsidiebedragen gaat. De UNIC is daarbij één van de officiële gesprekspart ners van de Europese Commissie. Een belangrijk punt van aandacht voor de UNIC is de vertoningsvolgorde van speel films, beter bekend als de windowproblema- tiek. Kunt u daar iets meer over vertellen? Dat is inderdaad een heel belangrijke kwes tie. Op de Algemene Ledenvergadering in 1995 te Cannes is besloten, het beleid van de UNIC in de eerste plaats daarop te richten. De Europese Richtlijn 'Televisie zonder grenzen' bevat namelijk een bepaling die naar onze mening niet alleen schadelijk zou zijn voor de bioscopen, maar ook voor de continuïteit van de filmproductie. Dat was tot nu toe nog niet zo erg, doordat de Richtlijn vrijwel in geen Lid-Staat is toege past (geïmplementeerd). Er is echter een voorstel van de Europese Commissie tot wijziging van de Richtlijn uit 1989 en als daar binnenkort een beslissing over zal zijn genomen, zullen de Lid-Staten worden gedwongen, hun window-regelingen daar aan aan te passen. Deze materie heb ik vrij grondig bestudeerd, hetgeen hopelijk zal blijken uit mijn boek over het speelfilmbe- leid van de Europese Unie, dat binnen enke le maanden zal verschijnen. Overigens heeft de Europese koepelorgani satie op het gebied van de filmdistributie (F.I.A.D.) over de Richtlijn dezelfde opvat tingen als de UNIC. Vervelend is wel, dat de verhuurders in m.n. Duitsland op dit gebied een heel ander beleid voeren dan hetgeen door hun Europese organisatie wordt voor gestaan. Het essentiële belang van de bioscopen voor de hele filmindustrie is door de Europese Commissie in zeer goed gekozen woorden naar voren gebracht. In haar regelgeving over de vertoningsvolgorde gaat zij echter aan dat belang voorbij. Een Organisatie als de UNIC moet zich daartegen krachtig ver zetten. Overleg met de Amerikaanse Vereniging van Bioscoopexploitanten, The National Association ofTheatre Owners (NATO), is daarnaast ook één van de zaken waar de UNIC zich mee bezighoudt. Denkt u dat nauwere banden me deze organisatie een "veramerikanisering" van het Europese bioscoopbeleid of een vereuroparisering van het Amerikaanse beleid tot gevolgen heeft? Of denkt u dat het overleg heel ergens anders toe leidt? In de laatste tijd is er inderdaad meer contact met de Amerikaanse zusterorganisatie. Dat komt doordat de problemen van de Europese en de Amerikaanse bioscoopex ploitanten meer overeenkomstig zijn gewor den. Onze contacten met de NATO zullen niet leiden tot "veramerikanisering" bij ons of tot "vereuroparisering" bij hen, maar die contacten zijn er omdat de situatie in West- Europa meer op die in de VS is gaan lijken. Vindt er ook overleg plaats met Europese organisaties als de F.I.A.D. (de Europese organisatie van filmverhuurders) en de F.I.A.P.F. (de organisaties van produ centen)? Er vindt inderdaad overleg plaats met ande re Europese koepelorganisaties. Zoals gezegd, is dat momenteel vooral met de Europese verhuurdersfederatie F.I.A.D. Onlangs is er echter ook overleg begonnen met de International Video Federation Europe. In de Richtlijn 'Televisie zonder grenzen' is video helemaal niet genoemd, terwijl de window-problematiek uiteraard ook voor de video-branche van groot belang is. Het programma waar de UNIC ook zeer zeker mee te maken heeft is het MEDIA II Programma. Kunt u in het kort aangeven welke onderdelen van het MEDIA Pro gramma (op een andere manier) aandacht zullen krijgen onder uw voorzitterschap? Het MEDIA-Programma van de Europese Unie, waarvan het tweede deel (MEDIA II) dit jaar is gestart, heeft ten doel, de audio visuele productie in Europa te versterken. De UNIC richt zich daarbij natuurlijk vooral op de activiteiten op het gebied van distributie en vertoning. Vorig jaar heeft de UNIC de Europese Commissie laten weten, een voorstander te zijn van zgn automatische subsidiesystemen en gekant te zijn tegen zgn selectieve subsidies. Wij zijn namelijk van mening dat in beginsel elke bioscoop in aanmerking dient te kun nen komen voor financiële steun bij niet- kostendekkende vertoningen van Europese films. Van een selectief subsidiestelsel is sprake bij het project 'Europa Cinemas', waarbij de Europese subsidie alleen gaat naar een netwerk van geselecteerde bios copen. Terwijl het nut van sommige subsidiëringen van het MEDIA-Programma m.i. kan wor den betwijfeld, is dat niet het geval bij

Historie Film- en Bioscoopbranche

Holland Film Nieuws | 1996 | | pagina 28