Jan van Dommelen
In Memoriam
Vijftig jaar samen en ook apart op weg
Het overlijdensbericht van Jan van Dom
melen bereikte ons niet onverwachts, maar de
resultaten van achtereenvolgende behandelingen
hadden toch ook steeds tot de verwachting geleid,
dat hem nog wel wat tijd restte.
Jan en ik zijn achtereenvolgens en gedeel
telijk tegelijk naaste collega's, maar soms ook wel
rivalen geweest. Ondanks overeenkomsten was er
echter altijd één groot verschil tussen ons, namelijk
het feit dat Jan in een mate vervuld was van zijn
werk als bioscoopondernemer die ik bij geen ander
heb meegemaakt. Symbolisch daarvoor is de
plaats van zijn geboorte, namelijk de woning in het
Grand Théatre te Amersfoort, waarin hij later ook
nog een tijd heeft gewoond.
Wat zijn werk betreft, muntte Jan uit door
zijn verbazingwekkende geheugen voor feiten en
vooral getallen, dat velen bewonderde, maar wat
anderen ook irriteerde, want bij sommige gesprek
ken kon hij een onderwerp moeilijk loslaten, en
liet hij zijn gesprekspartner niet naar een ander
onderwerp uitwijken.
Jans preoccupatie met het werk voor zijn
bioscopen betekende echter niet eenzijdigheid,
want zijn tweede passie was het bestuurlijke aspect,
die veel verder ging dan eigenbelang. De vele tijd
en de onuitputtelijke energie die hij aan zijn bestuur
lijke functies besteedde, waren aanzienlijk meer
dan bij de meeste van zijn collega's, en gingen
soms zelfs ten koste van zijn onderneming.
Er was eigenlijk geen aspect van de
bioscoopexploitatie dat hij niet volledig beheerste.
Daarvan heb ik gebruik gemaakt, toen ik na het
verschijnen van mijn boek In de luwte, uit de luwte
(1993) mijn mede-Bondsbestuurders desgevraagd
van opdrachten voorziene exemplaren overhan
digde. Dat viel mij bij Jan helemaal niet moeilijk,
want ik schreef in zijn exemplaar 'Voor de beste
practicus van de enige theoreticus van de bios
coopbranche', en ik denk dat hem dat plezier heeft
gedaan.
Zijn inzet op bestuurlijk gebied heeft
Jan veel erkenning van niet alleen Nederlandse,
maar ook van buitenlandse collega's gebracht. Zo
hoorde ik na Jans voordracht over digitalisering op
een congres van de Duitse bioscoopbond HDF van
de directeur daarvan dat er zonder die voordracht
drie andere sprekers over dat onderwerp nodig
zouden zijn geweest.
Op bestuurlijk gebied heeft Jan echter
ook teleurstellingen moeten verwerken. Direct
betrokken was ik bij één daarvan. Besloten was,
Jan op de dag van zijn aftreden als voorzitter van
de Nederlandse Federatie voor de Cinematogra
fie (NFC) te benoemen tot erevoorzitter, en mij
als de enige andere erevoorzitter was gevraagd,
tijdens de receptie de feestrede te houden. Niet
te voorzien was toen dat tijdens de voorafgaande
vergadering van de Bondsraad de Nederlandse
Vereniging van Speelfilmproducenten (NVS) haar
lidmaatschap van de NFC zou opzeggen, en dat
de Nederlandse Vereniging van Filmdistributeurs
(NVF) zou kiezen voor een veel minder nauwe sa
menwerking met de NVB. Voor Jan en mij, die zich
de vaders voelden van de uit de Bond van Film- en
Bioscoopondernemingen voortgekomen Federatie
voor de Cinematografie, was dat een zwarte dag
die weinig plaats bood voor feestvreugde.
Niettemin heeft Jan zijn, mij voor hem
innemende passie voor de bedrijfstakorganisatie
behouden. Dat bleek tijdens een vergadering ook
uit zijn emotionele uitbarsting, die te maken had met
het einde van zijn presidentschap van de UNIC.
Enige tijd geleden is er begonnen met de
uitvoering van de op initiatief van Jeroen Huijsdens
gemaakte, als historisch en instructief materiaal
bedoelde videofilm met interviews van 'the grand
old men' van de Nederlandse filmbranche. Eén van
de eersten daarvan* was Jan van Dommelen. De
opnamen van hem zijn helaas nu al een historisch
monument geworden.
De wijze waarop Jan de kwalen van zijn
ziekte heeft gedragen, en zijn vrijwel tot het laatst
nauwelijks afnemende inzet voor zijn jongste troe
telkind, E.T. Programmatie, hebben op mij een grote
indruk gemaakt.
dr. J.Ph. Wolff,
erevoorzitter van de NFC
Kort daarvóór was Piet Meerburg overleden, zodat hef waf hem betreft te laat was.