10 In hoofdzaak werd dezerzijds de verwerping betreurd, omdat er eennaar later bleek gegronde vrees bestond, dat het tweede ontwerp heel wat ongunstiger voor het bedrijf zou uitvallen. En vervolgens ontveinsden we ons destijds niet, dat het ontwerp der Staatscommissie, dat onveranderd door Minister Ruys de Bee- renbrouck werd overgenomen, belangrijke bepalingen bevatte, waarmede de Bond zich in het algemeen wel kon vereenigen. Wij denken hierbij vooral aan de Centrale Keuring, die elke plaatselijke keuring uitsloot,-en verder aan de officieele erkenning door de Re geering van het bioscoopbedrijf, welke uit de onderscheidene bepalingen, zoomede uit de door den Minister op het ontwerp gegeven toelichting duidelijk sprak. Dat het, in zake de erkenning, niet alleen woorden waren, maar ook inderdaad de beste bedoelingen, bleek ons uit de houding, welke de Minister aannam tegenover ons, door de Staatscommissie gevraagd advies, om een overgangsmaatregel te treffen, volgens welken de voorradige films, gedurende twee jaren niet aan de rijks keuring zouden worden onderworpen. Dit, ons advies, werd eerst gegeven, nadat het Hoofdbestuur een nauwkeurig onderzoek had ingesteld naar de voorradige meters film. Daarbij bleek, dat gemiddeld 50,000 meters film per week werden uitgebracht en dat op het tijdstip, waarop onze enquête werd gehouden, bij de bestaande 33 filmverhuurkantoren voorradig waren 9.176.586 meters film, waarvan 2.126.790 nimmer meer, of althans hoogst zelden, in roulatie zouden komen. Het resultaat van ons onderzoek had Z. Exc. in zijne memorie van antwoord, op 28 December 1922 bij de Tweede Kamer inge zonden, verwerkt in zijne beschouwingen omtrent art. 14 van het ontwerp. Het spreekt vanzelf, dat er verschillende bepalingen in het ont werp voorkwamen, waartegen de Bond scherp gekant was, en het mag het Kamerlid, den heer Henri ter Hall als eene groote ver dienste aangerekend worden, waarvoor wij hem dan ook buiten gewoon dankbaar zijn, dat hij in samenwerking met zijne fractie- genooten van den Vrij heidsbond en vaak gesteund door de leden van verschillende andere Kamerfracties, pogingen heeft gedaan om de zoo noodige verbeteringen aan te brengen, en de door verschil lende leden der rechterzijde, voornamelijk door de leden der Anti- Revolutionaire en Christelijk Historische Kamerfracties, voorge stelde verslechteringen van het ontwerp, tegen te gaan. De Bondsvoorzitter en de Bondsadministrateur, die bij alle Ka merzittingen, waarin dit ontwerp werd behandeld, op de gereser veerde tribune tegenwoordig waren, en bij die gelegenheid den heer

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1922 | | pagina 12