12 Ofschoon Zijne Excellentie niet het geheele artikel 4 schrapte, voldeed hij toch voor een deel aan den dezerzijds geuiten wensen, om in elk geval bestaande bioscooptheaters niet onder dit artikel te laten vallen. In het gewijzigd ontwerp, dat de Regeering ten geleide van haar Memorie van Antwoord bij de Tweede Kamer inzond, bleek inderdaad een nieuw artikel 34 te zijn ingevoegd, luidende: „De bevoegdheid in artikel 4 verleend, kan niet worden uit geoefend ten aanzien van bioscoopondernemingen, welke bestonden op 1 Mei 1923." De tweede in het ontwerp voorkomende, hoogst onrechtvaar dige bepalingen, zijn te vinden in artikel 19 en het is begrijpelijk, dat onze delegatie ook tegen de daarin weder opgenomen Ge meentelijke Keuring, naast de Rijkskeuring, met tal van argumen ten opponeerde. Bij dit onderwerp is de combinatie van Gemeenten ter sprake gebracht. De Minister bleek daar een groot voorstander van, maar hij wilde weten of de Bond bereid was de kosten van zulk eene keuring, eventueel door eene combinatie van Gemeenten in te stellen, te dragen. Als de politieke constellatie het noodig maakte, dat naast de Rijkskeuring nog eene Gemeentelijke keuring moest worden inge steld, dan zou de Bond natuurlijk zoo betoogden onze woord voerders eene combinatie van gemeenten prefereeren, maar tegen het betalen van de keuringskosten maakten onze vertegen woordigers met groote stelligheid bezwaar. In dit opzicht is de Minister ook gedeeltelijk aan onze wenschen tegemoet gekomen. Zijne Excellentie heeft in zijn gewijzigd ontwerp twee nieuwe artikelen opgenomen, waarvan het nieuwe artikel 20 behelst, dat de Raden van twee of meer gemeenten de keuring van films te zamen kunnen regelen en het nieuwe artikel 21 nadrukkelijk bepaalt, dat ingeval van eene gemeentelijke keuring door de betrokken gemeenten, geen rechten, in welken vorm ook, naar aanleiding van deze keuring geheven mogen worden. Vervolgens is de Regeering aan de, ook door onze delegatie geopperde bedenkingen, tegemoet gekomen, dat de mogelijkheid wordt geopend om andere criteria voor geschiktheid te bezigen, waar het geldt voorstellingen voor kinderen beneden 14 jaren en van 14 tot 18 jaren. Door deze verandering heeft Minister Ruys weer goed ge maakt, wat absoluut bedorven was, door de aanneming van het

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1922 | | pagina 14