Deze klacht was te zielig en te onbenullig, dat het op het Hoofd bestuur eenigen indruk vermocht te maken. En dat ook de Officier van Justitie deze aanklacht, waarvan de heer N. H. Wolf zelfs nog in enkele dagbladen gewag liet maken de meeste bladen namen er trouwens geen nota van naar haar werkelijke waarde wist te schatten, bleek wel hieruit, dat zijn Hoogedel Gestrenge de zaak „geseponeerd" heeft, zooals men dit op het parket met een vreemd woord pleegt te noemen, hetgeen wil zeggen, dat het verzoek des heeren Wolf om gerechtelijke ont binding van den Bond in de prullemand van de griffie is terecht gekomen. De opeenvolgende handelingen van dezen vakjournalist, die zich niet ontzien heeft bij herhaling de waardigheid van het filmbedrijf naar beneden te halen, waren van dien aard, dat in de naaste toe komst aan rehabilitatie niet gedacht kan worden. De „Commissie van Geschillen". Ook in de afgeloopen twee jaren bewees de „Commissie van Geschillen" haar onbetwistbaar recht van bestaan en deed zij bui tengemeen nuttig werk. Vele ingewikkelde zaken werden behandeld, maar de meeste waren betalingsgeschillen. De Commissie bestond vóór de goedkeuring der nieuwe Sta tuten uit de heeren D. Hamburger, voorzitter; R. Minden, secre taris; Ed. Cohen Barnstyn, E. de Hoop Azn., D. Hamburger Jr. en Ed. Pelster. Bij de verkiezing van zes nieuwe leden van de „Commissie van Geschillen", overeenkomstig de bepalingen van de nieuwe Statu ten, werden gekozen als exploitanten de heeren D. Hamburger Jr., E. de Hoop Azn. en R. Minden, en als filmverhuurders de Heeren A. van Dijk, B. D. Ochse en W. Salomon. Deze zes leden kozen tot onpartijdig voorzitter der Commissie den heer D. Hamburger te Amsterdam. Aan de beide heeren Ed. Cohen Barnstyn en Ed. Pelster, de beide verdienstelijke leden der oude Commissie, zij hier dank ge bracht voor hun zoo uiterst moeilijk werk. Het aantal behandelde geschillen was zeer groot. In 1922 werden drie en twintig zittingen gehouden, waarin be handeld werden 91 geschillen. Daarvan werden drie geschillen niet behandeld, als zijnde buiten de competentie der Commissie. Van de overige geschillen waren er negen tusschen filmverhuur kantoren onderling en twee tusschen exploitanten onderling. Vier en vijftig klachten waren door filmverhuurders tegen exploi- 26

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1922 | | pagina 28