28 Muziek-auteursrecht, Met een enkel woord werd reeds melding gemaakt van het rap port met betrekking tot eene ontworpen internationale regeling voor muziek-auteursrecht. In dit verband moge thans herinnerd worden aan de Commissie, bestaande uit de heeren D. Hamburger Jr., André de Jong, B. Mendes en S. L. Wertheim, die de opdracht van de ledenvergade ring had gekregen, om in overleg met de Directie van het Bureau- Loman eene overeenkomst te ontwerpen, in welke de verhouding tusschen den Bond en het Bureau definitief wordt geregeld. De wijze, waarop de Heer Loman de onderhandelingen heeft gevoerd, maakte het onmogelijk tot overeenstemming te geraken. Derhalve werden in Juli 1922 de onderhandelingen afgebroken. Bedrijfsafdeeling filmverhuurders. Aanvankelijk gesticht als „Vereeniging van Filmverhuurders", wist het Hoofdbestuur na onderhandeling met het Voorloopig Bestuur dier Vereeniging, een basis te leggen voor eene perma nente samenwerking met den Bond, waardoor de Vereeniging kon worden omgevormd in eene bedrijfsafdeeling. Zooals uit het hierop aansluitend verslag over 1923 van den Secretaris der Bedrijfsafdeeling blijkt, was de voornaamste reden, welke destijds tot het vormen dezer af deeling leidde, de noodza kelijkheid om samen te werken ten aanzien van de wijze van betaling der filmhuur. Een van de belangrijkste besluiten, welke de Bedrijfsafdeeling Filmverhuurders in hare vergadering van 13 April 1923 heeft ge nomen, behelsde, dat geen films meer geleverd zouden worden aan nier-leden van den Bond. Uitvoering van dit besluit moest worden uitgesteld tot na de algeheele doorvoering der reorganisatie van den Bond. De door de bedrijfsafdeeling getroffen maatregelen, welke voor hare leden voor een groot deel beantwoordden aan de verwachtin gen, welke zij daarvan bij de oprichting koesterden, gaven wel eens aanleiding tot critiek van de zijde der exploitanten. Het Hoofdbestuur, dat zich steeds de noodzakelijkheid van eene goede samenwerking tusschen de exploitanten en de filmverhuur ders voor oogen stelt, omdat die in het belang van het geheele bedrijf onontbeerlijk is, wist een modus te vinden waardoor de rechten der filmverhuurders op tijdige betaling der filmhuur onaan getast kunnen blijven en de rechtszekerheid van de exploitanten tevens gewaarborgd wordt.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1922 | | pagina 30