31 De vergadering van 23 Juli 1923 besliste tot het reeds hiervoren besproken royement, terwijl in de voortgezette vergadering van 30 Juli 1923 de lijnen werden vastgesteld, welke gevolgd moesten worden bij de actie tegen de Bioscoopwet Hoofdbestuursvergaderingen. Zou de samensteller van dit verslag hierin ook moeten opsom men, welke zaken in de vergadering van het Hoofdbestuur zijn behandeld, dan zou dit overigens toch al uitvoerig verslag zulk een omvang hebben gekregen, dat voorlezing daarvan zeker nog eenige uren meer van de jaarvergadering gevorderd zou hebben. Daarom volstaat hij met slechts mede te deelen, dat in 1922 het Hoofdbestuur 19 maal in vergadering bijeen is geweest en dit college in 1923 niet minder dan 25 vergadeiingen heeft gehouden. Daarbij zijn niet geteld de vergaderingen van het Hoofdbestuur, welke met de filmverhuurders zijn gehouden en met afdelings besturen, zoowel als met onderscheidene commissies en deputaties. Het Dagelijksch Bestuur kwam telkenmale bijeen en de delegatie naar het Parijsche Congres hield te Amsterdam vijf en te Parijs drie voorvergaderingen. Het aantal conferenties, dat door het Dagelijksch Bestuur met verschillende corporaties en persoonlijkheden werd geleid, is legio. Als eene merkwaardigheid, maar zeer zeker ook als een staaltje van ongekende activiteit dient hieraan te worden toegevoegd, dat ,de Bondsvoorzitter, de heer D. Hamburger Jr., op geen dier ver gaderingen en conferenties ontbrak. Voor zoover het bij het Secretariaat was na te gaan, woonde de heer Hamburger in deze twee jaar ongeveer 237 samenkomsten bij, waarin voor de belangen van den Bond moest worden opge komen, hetzij in vergaderingen van de leden of van het Hoofdbe stuur, Dagelijksch Bestuur, Afdelingsbesturen, hetzij in conferen ties, congressen, of bij Kamerzittingen e. a. Als men bedenkt, dat nagenoeg alle vergaderingen van de „Com missie van Geschillen", waarvan de heer Hamburger ook lid was, door hem werden bezocht en dat zooals betoogd het aantal zittingen 61 bedroeg, dan blijkt hieruit, dat de Bondsvoorzitter wel een buitengewoon groot deel van zijn tijd geheel belangloos in dienst van den Bond heeft gesteld. En het zou ondankbaar zijn, als in dit verslag niet met groote waardeering van zulk een ijver en persoonlijke opofferingsgezind heid werd getuigd.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1922 | | pagina 33