B.ö.
9lan
de Beden Dan den ^ederlandschen
bioscoopbond.
In de Jaarvergadering, op 12 Juni 1922 te Amsterdam gehouden,
-* heeft het Hoofdbestuur in zijn verslag laten uitkomen, dat de
algeheele doorvoering van de reorganisatie van den Bond moest
worden aangehouden, totdat rustiger tijden voor den Bond zouden
zijn aangebroken..
En hoewel zooals ook toen reeds verondersteld werd de
tijden allesbehalve rustig waren, legde het Hoofdbestuur de grootst
mogelijke werkzaamheid aan den dag, ten einde er in te slagen
voor de eerste daarop volgende jaarvergadering, welke heden
plaats heeft, den Bond den organisatievorm te geven, welken hij
zoo dringend behoeft, om nog krachtiger dan voorheen naar
buiten op te treden.
Dat er veel, zeer veel aan de innerlijke organisatie ontbrak,
behoeft niemand te verwonderen, zeker niet dengenen, die de ont
wikkeling van den Bond van de oprichting af hebben meegemaakt.
Uit de weinige archiefstukken, welke de voormalige secretaris
aan het huidige secretariaat, nu bijna drie jaar geleden, heeft over
gegeven, blijkt dat de Bond feitelijk in Februari 1918 onder den
naam van ,,Bond van Exploitanten van Nederlandsche Bioscoop-
-tT* Theaters" is opgericht, nadat op initiatief van den huldigen Bonds-
voorzitter, den heer D. Hamburger Jr. uit Utrecht, op den Hen
ÉÊk dier maand verschillende exploitanten te Amsterdam waren bijeen
geroepen, aanvankelijk ter bespreking van een in de destijds
bestaande „Bioscoopcourant" van de hand van den Heer W. J.
van Lier te Maastricht, verschenen artikel „De hulpkreet uit het
Zuiden".
Onmiddellijk moest alles in het werk worden gesteld om krachtig
van zich af te bijten, want overal werd het bioscoopbedrijf in zeer
ernstige mate miskend en zijne beoefenaars getrapt en vernederd.
Bovendien werd men verontrust door de ernstige geruchten, welke
de ronde deden, als zou spoedig een Rijkswet tot stand komen,
welke het bedrijf volkomen aan banden zou leggen.