het Hoofdbestuur, aan hetwelk overigens elke welwillende critiek, vooral in deze materie, zeer welkom was, er eerst voor had te zorgen, dat een organisatorische verhouding kon worden gescha pen tusschen de in December 1922 opgerichte Vereeniging van Filmverhuurders en den Bond. En toen dit gelukt was, moesten vanzelfsprekend enkele daarop door de nieuwe ontstane situatie betrekking hebbende aanvullingen in het concept-Statuten aange bracht worden. Toen dit in het korte tijdsbestek van ongeveer twee maanden was geschied, was het belangrijke ontwerp in begin Maart rijp voor behandeling in de ledenvergadering, welke op 19 Maart 1923 te Amsterdam gehouden werd. De druk bezochte ledenvergadering aanvaardde met op èèn na algemeene stemmen het ontwerp van het Hoofdbestuur met enkele daarop ingediende amendementen. De aangenomen nieuwe Statuten, .welke eerst bij Koninklijk Besluit van 7 Augustus 1923 werden goedgekeurd, bevatten niet minder dan 45 artikelen, waarin zeer duidelijk en vrij uitvoerig de rechten en de plichten, welke aan het lidmaatschap verbonden zijn, staan omschreven. Voor een Huishoudelijk Reglement naast deze Statuten was tot dusver nog geen plaats, ofschoon wel enkele afzonderlijke regle menten moesten worden ontworpen, o. a. voor de „Commissie van Geschillen", voor de „Filmbeurs" en voor de „Weerstandskas". Deze ontwerpen zullen vermoedelijk in den loop van dit jaar aan het oordeel van de ledenvergadering worden onderworpen. Verwondering behoeft het niet te baren, dat reeds spoedig bleek, dat de nieuwe Statuten verre van volledig waren. Bij de samen stelling van het concept werd immers reeds de behoefte gevoeld, om daarin o. a. ook op te nemen bepalingen, welke de mogelijkheid voor hooger beroep op de door de „Cotnmssie van Geschillen" gegeven beslissingen zouden kunnen openen. Practische bezwaren weerhielden echter indertijd den samen stellers desbetreffende bepalingen te ontwerpen, welke evenwel nu reeds tegelijk met enkele andere belangrijke wijzigingen aan de ledenvergadering zijn voorgesteld. Zoo zullen in de toekomst bij verandering der tijdsomstandig heden ook wel andere wijzigingen noodig zijn, maar dergelijke vernieuwingen van de overigens reeds voor het oogenblik vrij volledige Statuten kunnen niet anders dan den Bond ten goede komen. De Amsterdamsche filmkeuring. Aan het slot van het verslag, dat op de laatste jaarvergadering

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1922 | | pagina 7