8
leend tot het geven in het openbaar van bioscoopvoorstellingen;
2o. dat de gemeenteraad, behalve ten aanzien van de hier-
voren bedoelde algemeene voorwaarden, nog andere voorschrif
ten kan stellen, waarbij bedoeld wordt het instellen van eene
gemeentelijke keuring en het uitvaardigen van een bioscoop
verbod en andere bezwarende maatregelen;
3o. dat de vergunninghouder jaarlijks een vergunningsrecht
heeft te betalen;
4o. dat bij intrekking van eene vergunning beroep open staat
bij Gedeputeerde Staten;
5o. dat er wordt ingesteld eene Centrale Commissie voor de
keuring van films en dat de belanghebbende ter zake van de
keuring der films een keuringsrecht heeft te betalen;
60. dat de keuring moet plaats hebben van alle films, waarbij
als normen worden aangenomen:
voörvolwassenen, dat de films niet in strijd zijn met de
goede zeden of openbare orde; en
voor personen beneden 18 jaar, dat de films voor
deze categorie van personen geschikt zijn bevonden;
7o. dat de Burgemeesters bovendien nog bevoegd zijn films,
die door de Centrale Commissie toegelaten zijn, te verbieden,
indien daarvan stoornis van de openbare orde is te duchten;
80. dat door de Regeering erkende instellingen of vereenigin-
gen (men denke daarbij o.a. aan ,,Voor Eer en Deugd") eene
speciale keuring nog kunnen toepassen;
9o. dat overtredingen, uitsluitend betrekking hebbende op het
geven van voorstellingen zonder vergunning, gestraft kunnen
worden met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geld
boete van ten hoogste twee duizend gulden;
lOo. dat de bijzonderheden omtrent de uitvoering van de wet
bij algemeenen maatregel van Bestuur worden geregeld.
Welke waren nu de belangrijkste bedenkingen van den Bond
tegen het ontwerp-De Geer?
Het Hoofdbestuur heeft die bezwaren neergelegd in een adres,
dat ter goedkeuring is voorgelegd aan de Spoed-Ledenvergade-
ring, welke op Maandag 5 October 1925 te Amsterdam is
gehouden. Als volgt werden de bezwaren daarin opgesomd:
lo. dat aan de gemeenteraden bevoegdheid wordt gegeven
aanvullende verordeningen in het leven te roepen bij het ver-
leenen van vergunningen, zonder dat omschreven wordt, tot het
stellen van welke voorschriften de gemeenteraden niet
bevoegd zijn;