6 anderen kant den partijen aan de linkerzijde al veel te ver ging, werd het wetsontwerp door eene principieel verdeelde meer derheid verworpen. Daarmede was echter de bioscoopwet nog niet van de baan. Minister Ruys de Beerenbrouck, die het eerste, op 1 Maart 1923 verworpen, wetsontwerp had ingediend, bood een maand later alweer, n.1. op 3 April 1923, der Tweede Kamer een nieuw ontwerp-bioscoopwet aan, waarin met de wenschen van de anti-bioscoop-menschen in het parlement rekening was ge houden. Zoowel bepalingen omtrent de mogelijkheid van gemeentelijke nakeuring als die, welke den gemeenteraden bevoegdheden gaven van zeer vèrstrekkenden aard (absoluut bioscoopverbod en andere verboden) waren in het tweede ontwerp-Ruys opgenomen. Weliswaar bracht de Minister, nadat ons Hoofdbestuur bespre kingen met Zijne Excellentie, alsmede met den secretaris generaal in Algemeenen Dienst, Mr. J. B. Kan, had gevoerd, wijzigingen, welke voor het bedrijf verbeteringen beteekenden, in het wetsontwerp aan, doch bleef deze tweede editie desondanks voor het bedrijf hoogst gevaarlijk. Het wetsontwerp bleef echter onbehandeld ter griffie van de Tweede Kamer liggen, totdat plotseling in Mei 1925, eenige dagen voordat de Tweede Kamer voor goed uiteen zou gaan, het Tweede Kamerlid Mr. Rutgers het voorstel deed om het ontwerp-bioscoopwet nog aan de agenda toe te voegen. De aanneming van dit voorstel, zuiver rechts tegen links, bracht het Hoofdbestuur voor het eerst in 1925 voor deze zaak in actie. Wel bestond er geringe kans, dat er nog tijd overbleef voor de behandeling van dit wetsontwerp, welke de Kamer zeker eenige dagen zou hebben bezig gehouden, maar niettemin meende he{ Hoofdbestuur zich op eene onverwachte afdoening dezer voor het bedrijf zoo belangrijke aangelegenheid te moeten voor bereiden. Onmiddellijk werd aan de Tweede Kamer van Bondswege een adres gezonden, waarin gevraagd werd: primair: het ontwerp-bioscoopwet in de af te sluiten parlementaire periode niet meer in behandeling te nemen; subsidiair: lo. bij eventueele behandeling het ontwerp niet aan te nemen, op grond van de overweging, dat er voor het bioscoopbedrijf onoverkomelijke bezwaren aan verbonden waren;

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1925 | | pagina 8