9 rapport aan het Hoofdbestuur breed uitgemeten en tevens me kiem van argumenten naar voren gebracht zijn. Het rapport, welks inhoud hier en daar de sporen vertoonde van de verontwaardiging, welke het vervolg-verslag der Staats commissie in hooge mate bij het Hoofdbestuur had teweeg ge bracht, werd vóór de te houden conferentie gezonden aan den Minister van Binnenlandsche Zaken, die op 29 Juli 1927 eene deputatie uit het Hoofdbestuur in eene buitengewone audiëntie ontving. Naar de ontvangst, welke hun ten deel zou vallen, nadat de Minister het rapport van den Bond zou hebben gelezen, waren de vertegenwoordigers van den Bond zeer nieuwsgierig. Zij behoefden echter niet lang in onzekerheid te blijven verkee- ren, want onmiddellijk nadat minister mr. J. B. K a n op de hem eigen gemoedelijke manier der deputatie had verwelkomd en de leden van het Hoofdbestuur aan zijn sympathieken referendaris, den heer mr. dr. K. J. F r e d e r i k s had voorgesteld, gaf Zijne Excellentie op vriendelijken toon te kennen, dat hij met groote be langstelling het lijvig rapport van het Hoofdbestuur had gelezen. Het was zoo zeide Z.Exc, die zelfs hulde bracht voor de samen stelling van het Bondsrapport voor hem geen onaangename lectuur geweest. Integendeel: hij had de wijze, waarop de bezwaren van den Bond waren geargumenteerd, zeer gewaardeerd. Door het uiten van deze vriendelijke woorden, die op de hoofd bestuursleden een aangenamen indruk maakten, was onmiddellijk de sfeer geschapen, waarbinnen eene openhartige gedachtenwisse- ling volkomen tot haar recht kon komen. De woordvoerder van de deputatie, de heer D. H a m b u r g e r Jr. liet niet na nogmaals in den breede op zakelijke wijze het vervolg- verslag der Staatscommissie ernstig te becritiseeren en hij wist on middellijk de toezegging van den Minister te verkrijgen, dat de door de Staatscommissie vastgestelde overgangsperiode van een half jaar tot een langer tijdperk zou worden uitgestrekt. (Door een abuis is deze toezegging nog niet in vervulling gegaan, doch er is grond voor de verwachting, dat dit abuis alsnog worde hersteld). Het verdere verloop van de conferentie, waaromtrent uiteraard niet in details kan worden uitgeweid, was voor den Bond alleszins bevredigend. Niets definitiefs zou gebeuren, aldus was de belofte van Minister Kan, die zich steeds op de meest loyale wijze daaraan gehouden heeft, voordat de aan te wijzen voorzitter der Centrale Commissie nadere besprekingen met het Hoofdbestuur zou hebben gevoerd. Kort na het veel betcekenend onderhoud met den Minister werd

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1927 | | pagina 10