tl bestreden voorstellen der Staatscommissie, welke zijne instemming wel hadden, met groote warmte verdedigde. Op deze eerste conferentie, waar de grondslag gelegd werd voor de, in het belang van een goede uitvoering der bioscoopwet, noodig geachte samenwerking tusschen Bioscoop-Bond en Cen trale Commissie volgden later nog vele besprekingen, die begrijpe lijkerwijs verband hielden met de definitieve samenstelling van de redactie der Maatregelen van Bestuur, waarmede men juist óp het eind van het jaar 1927 gereed was. Teneinde niet al te uitvoerig te worden en mede in verband met de vertrouwelijkheid der besprekingen, welke in de laatste maanden van het afgeloopen boekjaar zijn gevoerd, zoowel met den heer Minister van Binnenlandsche Zaken als met de heeren Van Staveren en Frederiks, die steeds den vertegenwoor digers van den Bond met de grootste welwillendheid en harte lijkheid zijn tegemoet getreden, zij thans enkel nog gereleveerd, wat in hoofdzaak door het optreden van den Bond in het belang van het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf bereikt kon worden. En dan moge in de eerste plaats hierbij gewezen worden op het belangrijke feit, dat na jarenlange tegenwerking, miskenning en verachting, de Bond aan het eind van zijn tiende levensjaar erin geslaagd is het vertrouwen te winnen van de Regeering, die thans voor het eerst het Nederlandsche film- en bioscoop bedrijf officieel erkend heeft door in artikel 9 van het bioscoop- besluit tot uitvoering van artikel 15, tweede lid, der Bioscoopwet, te bepalen, dat de Huishoudelijke Commissie, d.i. het Dagelijksch Bestuur van de Centrale Commissie voor de Filmkeuring bestaat „uit den voorzitter en vier door onzen met de uitvoering van dit besluit belasten minister aangewezen leden of adviseerende leden van de Centrale Commissie", (d.z. de personen, door den Minister, op aanbeveling van den Bond, aan de Centrale Com missie toegevoegd). Dat naast de officieele erkenning van het bedrijf de Regeering ook uiting heeft willen geven aan hare waardeering voor den persoon, die den Nederlandschen Bioscoop-Bond in de goede r<"chting geleid en tevens bij alle besprekingen met den Minister van Bin nenlandsche Zaken en de andere autoriteiten, zich steeds een waardig representant van het Nederlandsche film- en bioscoop bedrijf getoond heeft, bleek uit de benoeming van den Bonds voorzitter, den heer D. Hamburger J r. tot adviseerend lid der Centrale Commissie en tevens tot lid der Huishoudelijke Commissie.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1927 | | pagina 12