23 11. Op 18 October tusschen de heeren D. Hamburger Jr., voorzitter, Ch. vanBiene, vice-voorzitter, A. L. H o o g e n- straaten, secretaris en A. d e H o o p, administrateur, met den voorzitter der C. C. te 's-Gravenhage, den heer D. v a n Staveren; 12. Op 24 October tusschen de heeren D. Hamburger Jr., voorzitter, A. L. Hoogenstraaten, secretaris en A. d e Hoop, administrateur, met den wethouder van Financiën te Velsen, den heer P. Nyssen: 13. Op 21 November tusschen de heeren D. Hamburger Jr,, voorzitter, en A. L. Hoogenstraaten, secretaris, met den Burgemeester van Rotterdam, den heer Mr. dr. J. W y t e m a; 14. Op 28 November tusschen de heeren A. L. Hoogenstraa ten, secretaris, en H. Eh r 1 i ch, gedelegeerde, met den Bur gemeester van Maasland, den heer M. van der L e 1 y; 15. Op 30 November tusschen de heeren D. Hamburger Jr., voorzitter, Ch. van B i e n e, vice-voorzitter, A. L. H o o ge n- s t r a a te n, secretaris, en A. d e H o o p, administrateur, met den voorzitter der C.C. te 's-Gravenhage, den heer D. van S t a v e r e n; en 16. Op 8 December tusschen de heeren D. Hamburger Jr., voorzitter, Ch. van Biene, vice-voorzitter, A. L. H o o- genstraaten, secretaris en A. d e H o o p, administrateur, eerst met den Minister van Binnenlandsche Zaken, den heer Mr. J. B. K a n en daarna met den voorzitter der C. C, den heer D. van Staveren. Aan deze opsomming van gehouden officieele conferenties zou minstens eenzelfde aantal besprekingen toegevoegd kunnen worden, welke niet-officieel, o.a. te Amsterdam, Den Haag, Utrecht, Leiden en Sittard zijn gehouden. Oprichting van af deelingen. Dat het reizen en trekken van de leden van het Dagelijksch Be stuur naar onderscheidene plaatsen niet alleen beperkt bleef tot het houden van besprekingen met overheidspersonen, was toe te schrij ven aan de activiteit van verschillende leden-exploitanten, die de door hen reeds lang gekoesterde plannen betreffende de oprichting van exploitanten-afdeelingen verwezenlijkt wilden zien. In het begin van 1927 kwam het eerste verzoek dienaangaande binnen van eenige Rotterdamsche leden, die eindelijk de noodzake lijkheid van de oprichting eener plaatselijke afdeeling hadden inge zien; een verzoek trouwens, dat door het Hoofdbestuur met het grootste genoegen werd ingewilligd.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1927 | | pagina 24