28 pcnnickvan derOye, voorzitter, kapt. Scharroo, onder voorzitter, envanRossum, secretaris. Van Bondswege werd het standpunt verdedigd, dat in ieder geval aan de Nederlandsche filmindustrie de voorkeur diende gegeven te worden bij het uit handen geven van rechten tot het verfilmen der Olympiade, die in 1928 in Nederland plaats heeft. Van een Nederlandsch Comité, dat zijn taak kon volvoeren door den financieelen steun van onze landgenooten, die niet in het minst krachtig bevorderd was door de filmpropaganda, met de medewer king van de Nederlandsche bioscoopdirecties gevoerd, mocht immers verwacht worden, dat het aan de Nederlandsche filmindustrie de kans zou geven, die o.a. ook de Fransche industrie gekregen heeft, toen de Olympiade in Parijs werd gehouden. Maar de heeren van het N.O.C, bekommerden zich niet om de nationale industrie. Hun was het slechts te doen, om zooveel moge lijk munt te slaan uit dit voor hen, uit zakelijk oogpunt bekeken, aanlokkelijk object. In de conferentie kwam het N.O.C, eigenlijk niet verder dan tot deze resumptie: „Gij, „Nederlandsche Bioscoop-Bond", steldet ons de twee vol gende vragen: lo. of, ingeval het maken van fotografische opnamen, gratis zou worden toegestaan, de cinematografische opnamen eveneens gratis zouden mogen plaats hebben? (Men weet, dat dit stand punt reeds jaren door den Bond wordt ingenomen); en 2o. of het Comité-1928 in beginsel bereid is de cinematografische opnamen zoo mogelijk aan een Nederlandschen ondernemer te verpachten? Welnu, wij, N.O.C., zullen U deze beide vragen schriftelijk be- antwoordne". En op 25 October werd het toegezegde schriftelijk antwoord aan het Hoofdbestuur gezonden, waarin medegedeeld werd, dat lo. het niet in het voornemen van het Comité ligt om de fotografi sche opnamen tijdens de Olympische spelen gratis te doen plaats hebben, doch dat het Comité geen band wenscht te leg gen tusschen de wijzen, waarop de fotografische en de cine- matigrafische opnamen zullen plaats hebben; en 2o. het Comité zich niet kan binden tot eene toezegging om de cinematografische opnamen aan een Nederlandsche onder neming te verpachten, doch de gelegenheid natuurlijk openstaat tot het doen van aanbiedingen. Dat deze anti-nationale houding in later gehouden vergaderingen met de filmfabrikanten sterk werd afgekeurd, behoeft geen betoog.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1927 | | pagina 29