33 vraagstukken van de „reizende bioscopen" en de „filmbeschadiging" Het aantal door het Hoofdbestuur verzonden brieven bedroeg 1811, terwijl 1147 brieven en telegrammen voor het Hoofdbestuur werden ontvangen. De uitgezonden en ingekomen brieven van de „Commissie van Geschillen" en den „Raad van Beroep" zijn hierin niet begrepen. Zooals ook in de voorafgaande jaren, werden alle notulen- verslagen van de vergaderingen en conferenties vermenigvuldigd ten behoeve van de deelnemers aan de betreffende bijeenkomsten. Diverse aangelegenheden. De verhouding tusschen het Hoofdbestuur met de besturen der afdeelingen was steeds van vriendschappelijken aard. Vooral met het bestuur der Bedrij f saf deeling Filmverhuurders werd herhaaldelijk over bijzondere bedrijfsbelangen geconfereerd. Ook met het Bestuur der afdeeling Amsterdam werden eenige malen besprekingen gevoerd, echter niet zoozeer om belangen, direct het bedrijf rakende, doch in verband met eene aangelegen heid van persoonlijken aard, welke in de laatste maanden van 1927 zoowel het Hoofdbestuur als het Bestuur der afdeeling Am sterdam heeft bezig gehouden. Voorts werd in het afgeloopen boekjaar en wel op 8 Februari 1927 een door het Hoofdbestuur te Roermond belegde vergadering gehouden met de bioscoopexploitanten in Brabant en Limburg, waarvan een 20-tal waren opgekomen. De daar gehouden bespre kingen hadden betrekking op de Zuidelijke keuring van films en reclame-materiaal, waaromtrent de Vereeniging van Noordbra- bantsche en Limburgsche Gemeenten voor Gemeenschappelijke Filmkeuring toen nieuwe voorschriften in voorbereiding had, die echter in 1927 niet tot uitvoering zijn gekomen. Met het Bestuur der Nederlandsche Filmliga, dat zich aanvan kelijk bij het publiek introduceerde als een „vijand" van het bio scoopbedrijf, werden op een van die zijde gedaan verzoek onder handelingen gevoerd met het Hoofdbestuur, waarbij het streven van de filmliga's in het juiste licht werd gesteld. De onderhan delingen, die ten doel hadden een grondslag te vormen voor een samenwerking tusschen de filmliga's en het bedrijf, werden echter niet voortgezet, daar het Hoofdbestuur aan deze organisatie, welke zich tot taak heeft gesteld een zelfstandige filmkunst te scheppen, geen al te groote beteekenis kon hechten. Aan het Bestuur der Internationale Tentoonstelling op Film- gebied, welke van 14 April tot 15 Mei 1928 in den Koninklijken

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1927 | | pagina 34