35
hunne waardeering den hooggeachten voorzitter een prachtig ge
schenk aan.
De „Commissie van Geschillen" heeft in het geheel 20 zittingen
gehouden (tegen 24 in 1926).
Aanhangig waren gemaakt 101 geschillen (in 1926 waren er
104 geschillen).
Van de 101 geschillen waren aanhangig gemaakt:
58 door filmverhuurders tegen exploitanten;
38 door exploitanten tegen filmverhuurders;
4 door filmverhuurders tegen collega's;
1 door een exploitant tegen een collega.
Van de in totaal 58 door filmverhuurders aanhangig gemaakte
geschillen was de uitslag als volgt:
In 21 gevallen werden de filmverhuurders in het gelijk gesteld;
in 8 gevallen de exploitanten; in 13 gevallen kwam tijdens
de zitting een minnelijke schikking tot stand; in 2 gevallen wer
den de filmverhuurders slechts ten deele in het gelijk gesteld; in
5 gevallen werden de klachten niet ontvankelijk verklaard; 4 ge
schillen werden vóór de behandeling en 5 tijdens de behandeling
ingetrokken.
Het resultaat der behandeling van de in totaal 38 door exploi
tanten aanhangig gemaakte geschillen was als volgt:
In 12 gevallen werden de exploitanten en in 9 gevallen de
filmverhuurders in het gelijk gesteld; 5 vorderingen werden ten
deele toegewezen; in 7 gevallen kwam tijdens de zittingen een
minnelijke schikking tot stand; in één geval verklaarde de Com-
msisie zich niet competent; één geschil werd niet ontvankelijk
verklaard; één geschil werd vóór de behandeling en twee geschil
len werden tijdens de zitting ingetrokken.
In de zaken, door filmverhuurders tegen collega's en door een
exploitant tegen een collega aanhangig gemaakt, werden minnelijke
schikkingen getroffen.
De „Raad van Beroep'' vergaderde steeds onder leiding van
zijn opnieuw benoemden voorzitter, den heer E. d e Hoop A z.
In totaal werden 11 zittingen gehouden (in 1926 eveneens 11),
ter behandeling van 10 appèl-zaken (in 1926 oveneens 10).
In 3 gevallen werden de beslissingen van de „Commissie van
Geschillen vernietigd en in 3 gevallen bevestigd. Een appèl-zaak
werd niet ontvankelijk verklaard.
In een geval, waarbij in hooger beroep was gegaan van eene
beslissing der Filmhuurschuld-commissie der Bedrijfsafdeeling
Filmverhuurders werd de in eersten aanleg gewezen beslissing
vernietigd en de aangeklaagde partij beboet met een bedrag van