De ontsteltenis, die zich, na lezing van dit bericht, van het Hoofd
bestuur had meester gemaakt, was er te heviger om, nu verschillende
hoofdbestuursleden, die reeds eenige dagen tevoren kennis hadden
gekregen van een deel van het vervolg-verslag der Staatscommissie,
wisten, welke voor het bedrijf nadeelige bestuursmaatregelen door
deze Commissie waren ontworpen.
En bovendien maakte het dagbladbericht op het eerste gezicht
den indruk, dat de Minister, die bij gelegenheid van een vroeger
gehouden conferentie een toezegging had gedaan, welke Z.Ex. later
schriftelijk had bevestigd, n.1. dat de Minister, alvorens definitief
eene beslissing over de uitvoeringsmaatregelen te nemen, het
Hoofdbestuur tot eene bespreking zou uitnoodigen, thans in strijd
met deze toezegging de door de Staatscommissie ontworpen be
stuursmaatregelen zonder meer zou laten afkondigen.
Gelukkig werd spoedig na een telegrammen-wisseling tusschen
den Minister en het Hoofdbestuur eene geruststellende mededee-
ling van Zijne Excellentie mr. B. Kan ontvangen, waarbij de
Minister de situatie wist op te helderen.
Het bleek, dat de Minister zich eerst tot de Staatscommissie had
gewend met de vraag, of bij haar geen bezwaar tegen publicatie
van hare voorstellen bestond. Zijne Excellentie meende n.1. dat het
toegezegde onderhoud met het Hoofdbestuur te vruchtdragender
zou zijn, indien het kon geschieden aan de hand van de concrete
voorstellen der Staatscommissie, tegen publicatie waarvan zij geen
bezwaar had.
Ten slotte liet de Minister de volgende geruststellende mededee-
ling het Hoofdbestuur toekomen:
„Dat de voorstellen intusschen mijn Departement hebben
verlaten, moge U niet verontrusten; dit is spoedshalve ge
schied en sluit niet uit, dat alsnog wijzigingen kunnen worden
aangebracht."
Het vertrouwen, dat eerst aan het wankelen was gegaan, keerde
weder.
Er mocht echter geen tijd verloren gaan, om zich voor te berei
den voor de komende conferentie met Minister Kan, die voor de
toekomst van het bedrijf beslissend zou zijn.
Het inmiddels gepubliceerde vervolg-verslag der Staats-Com-
missie werd bestudeerd. Drie lange dagen, eenige malen tot diep
in den nacht, heeft het Hoofdbestuur aan dit belangwekkend
rapport gewijd en daarbij kwamen de leiders van den Bond steeds
meer tot de somberste conclusies van wat er, bij uitvoering der
bioscoopwet aan de hand van dit verslag, van het film- en
bioscoopbedrijf terecht moest komen.