bioscooptheater in Amsterdam meer exploiteert, in verband hier mede ontslag genomen als bestuurslid. Vele jaren heeft de heer Minden zitting gehad in het afdelings bestuur; van zijn belangrijke diensten aan de af deeling bewezen, wordt bij dezen met groote erkentelijkheid gewag gemaakt. Zijn vriendelijk optreden in het Bestuur en zijne oprechte hartelijke samenwerking met zijn collega's zal het Bestuur zich steeds gaarne herinneren. De Stichting „Bio-Vacantieoord" blijft de beschermelinge van de Af deeling Amsterdam, die ook in 1929 een subsidie van 250. verleende. Bovendien hebben de meeste leden der afdeeling gedurende de Paasch- en Kerstweken in hunne bioscopen laten collecteeren, waar van het resultaat geweest is, dat resp. 2.401.96 en ƒ9.567.77 aan de stichting is afgedragen. Is dezerzijds aan den eenen kant dus voor versterking der geld middelen van de Stichting gezorgd, aan den anderen kant heeft het „Bio-Vacantieoord" de uitzending naar en de verpleging in het Koloniehuis „Kerkdijk" te Egmond aan Zee van 55 Amsterdamsche kinderen van behoeftige ouders of verzorgers bekostigd. Met groote belangstelling wordt de verwezenlijking van de grooi- sche plannen van het Bestuur der Stichting „Bio-Vacantieoord" tegemoet gezien. Wat het jaar 1930 organisatorisch voor moeilijkheden zal op leveren, valt niet te voorspellen, maar vast staat wel, dat de leden der Afdeeling Amsterdam zakelijk voor de oplossing van het aller moeilijkste probleem, dat zich sinds het bestaan van het bioscoop bedrijf in Amsterdam heeft voorgedaan, n.1. dat met betrekking tot het uitbrengen der geluidsfilms, gesteld zien. Hopen wij, dat zij economisch de kracht mogen bezitten en die kan hun voor een goed deel gegeven worden door vermindering van de op hun bedrijven drukkende lasten en het uit den weg ruimen van bestaande moeilijkheden om deze problemen tot een voor de ontplooing van de bioscoopondernemingen in de hoofdstad van ons land allergelukkigste oplossing te brengen! Voor den Secretaris der Afdeeling Amsterdam, A. DE HOOP, Administrateur. 124

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1929 | | pagina 118