in de zitting van het Kantongerecht te Eindhoven, waar de heer M. Desmet aldaar terecht stond ter zake naar de dagvaarding luidde dat hij den lOen Maart 1929 des namiddags circa 9J4 uur te Eindhoven in het aldaar aan de Vrijstraat gelegen Rembrandt- Theater, in de theaterzaal zijnde een voor het publiek toegankelijke localiteit, waarvoor door Burgemeester en Wethouders der ge meente Eindhoven verlof is verleend voor den verkoop van alcohol- houdenden drank, anderen dan sterken drank, voor gebruik ter plaatse van verkoop, ten vermake van het toen aldaar aanwe zige publiek een variété-vertooning heeft gehouden, althans doen houden, bestaande uit acrobatische toeren uitgevoerd aan ringen, rekstok, en touw door een vijftal artisten, zulks zonder dat de Burgemeester van Eindhoven te dier zake een vergunning had verleend. De ambtenaar van het Openbaar Ministerie, de heer mr. D u- b o i s ging, toen hij zijn requisitoir hield, geheel buiten zijn boekje, Ov&r de zaak zelve had hij bijna niets te zeggen, omdat hij meende, dat het ten laste gelegde feit niet strafbaar was, zoodat hij ontslag van rechtsvervolging vroeg. In plaats van den Burgemeester te recht te zetten, die deze on vruchtbare gerechtelijke actie op touw had gezet, hield deze justitie ambtenaar een heftige philippica tegen den Nederlandschen Bio scoop-Bond, of zooals hij het geliefde uit te drukken „de heeren van Amsterdam, die alles in het Zuiden op stelten trachtten te zetten". De Bondsadministrateur, de heer A. d e H o o p, die als gemach tigde van den heer Desmet de tenlastelegging bestreed, greep deze gelegenheid aan den ambtenaar van het Openbaar Ministerie diens partijdig optreden in de rechtszaal te verwijten. Zijn vertrou wen in de rechtspraak van Zuid-Nederland had door het ongerijm de requisitoir van den ambtenaar van het Openbaar Ministerie een ernstigen schok gekregen. Ter zake liet hij uitkomen, dat zoo ooit thans wel door deze ge rechtelijke actie het bewijs geleverd was, dat het den Burgemeester van Eindhoven en verschillende zijner collega's in het Zuiden er om te doen was aan de door de bioscoopexploitanten krachtens de bioscoopwet verkregen rechtspositie zoodanig te tornen, dat even als in de voorwettelijke periode de exploitanten weer aan de wille keur van verschillende Burgemeesters zouden blootstaan. Op het nadrukkelijk verzoek van gemachtigde, om den heer Desmet te ontslaan van rechtsvervolging, omdat het geven van variété-nummers in een bioscoopvoorstelling in de exploitatie van 17

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1929 | | pagina 17