nakeuring, althans zooals de Zuidelijke Vereeniging zich die voor
gesteld had toe te passen door de films, welke in de Amsterdam-
sche bioscooptheaters vertoond zouden worden, door een drietal
keurders te laten zien, onoverkomelijk zouden blijken te zijn.
De uitlatingen van den Burgemeester van Tilburg, dat ongeveer
80 pet. van de C-films voor het Zuiden afgekeurd zouden worden,
waren bovendien niet geschikt om de centrale film-nakeuring ook
maar eenigszins voor het bedrijf aanlokkelijk te maken.
Het Bestuur der Zuidelijke Keuringsvereeniging meende, dat het
met het afkeuren niet zoon vaart zou loopen. Volgens de schatting
van dit college zouden „slechts" 40 pet. der C-films voor het
Zuiden afgekeurd worden, maar er moest rekening mee gehouden
worden, dat de te Amsterdam niet geziene films ook als niet-toege-
laten voor het Zuiden beschouwd zouden worden.
Toen onzerzijds erop gewezen was, dat elk gemeentebestuur toch
aan de hand van de wet verplicht is alle films, welke bioscoop
exploitanten wenschen te vertoonen, te doen nakeuren, lieten de
Burgemeesters uitkomen, dat zij ook bereid waren alle films in de
showrooms van de filmverhuurders te laten keuren, voordat ze in
roulatie gebracht zouden worden en het liefst voordat ze aan de
keuring van de Centrale Commissie voor de Filmkeuring te 's-Gra-
venhage zouden worden onderworpen,
Met verontwaardiging werd door de Bondsdelegatie dit denk
beeld inzake een voorkeuring, waardoor dus alle in Nederland te
vertoonen films onder Katholieke censuur zouden komen te staan,
van de hand gewezen.
Na overleg met de exploitanten in het Zuiden, die het nauwst
bij deze zaak betrokken waren, alsmede met de filmverhuurders
liet het Hoofdbestuur bij schrijven van 12 Januari 1929 aan het
Bestuur der Zuidelijke Vereeniging weten, dat de Bioscoop-Bond
de Zuidelijke Vereeniging, uitsluitend bestaande uit gemeente
besturen, wier voornaamste taak het is 's lands wetten en gemeen
telijke verordeningen te beschermen, op den door haar ingeslagen
illegalen weg niet wenschte te volgen.
In den brief van het Hoofdbestuur werd vervolgens aan de hand
van de inmiddels door de Zuidelijke Vereeniging uitgegeven lijsten,
vermeldende de titels van films, welke door ,,Tooneel en Bioscoop"
In een spoed-ledenvergadering van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders,
gehouden op 11 Januari, was in een met algemeene stemmen aangenomen motie
nadrukkelijk uitgesproken, dat uitsluitend als centrale keuring de rijkskeuring
kon worden erkend en dat de filmverhuurders zich met alle middelen tegen
elke onwettige- of schijnkeuring zouden verzetten.
20