Gedeputeerden waagden het in een officieel stuk te verklaren,
dat door de nakeuringsregeling het plaatselijk karakter der ge
meentelijke nakeuring niet verloren is gegaan, omdat de Keurings
commissie te Amsterdam de nakeuring verricht in den geest van
B. en W. en alsof deze zelf de keuring verrichten (sic!).
De eerste bioscoopsluiting»
Als gevolg van deze beslissing moest de exploitant van het
Luxor Theater te Sittard zijn exploitatie voor den tijd van een
maand stopzetten.
Een critieke toestand was nu ingetreden en met het vooruitzicht
dat binnen enkele weken de sluiting van een groot aantal andere
bioscopen in het Zuiden ook een feit zou zijn, wendde het Hoofd
bestuur zich om raad tot den Minister van Binnenlandsche Zaken
en Landbouw.
Op 7 Mei 1929 had een onderhoud plaats met minister Kan,
die toezegde te willen overwegen of de dezerzijds gewraakte be
sluiten van de colleges van B. en W. vatbaar waren om door de
Kroon vernietigd te worden, waartegen Z.Exc. vooralsnog beden
kingen van staatkundigen aard had, doch waarover de Minister
gaarne een advies van Prof. Scheltema of Prof. Kranenburg wilde
ontvangen.
Adviezen van de Professoren Scheltema en Kranenburg.
Terstond werd hierop het oordeel van den Amsterdamschen
hoogleeraar in het Staatsrecht, Prof. mr. F. G. Scheltema
gevraagd, die op 13 Mei 1929 een schriftelijk advies inzond, dat
als bijlage F in dit verslag opgenomen is.
Hieruit blijkt, dat Prof. Scheltema niet alleen de besluiten van
de colleges van B. en W. op grond van art. 153 der Gemeentewet
vatbaar voor vernietiging achtte, doch bovendien de mogelijkheid
zag, om de beslissing van Gedeputeerde Staten, vooral omdat in
de bioscoopwet de beroepsinstantie niet tot de Kroon reikt, onge
daan te maken.
In een tweede conferentie met den Minister van Binnenlandsche
Zaken en: Landbouw, alsmede met den loco-secretaris-generaal, den
heer mr. dr. K. F r e d e r i k s, maakte o.a. het advies van prof.
Scheltema een onderwerp van bespreking uit, terwijl de vertegen
woordigers van het Hoofdbestuur de ontstane situatie met Zijne
Excellentie breedvoerig bespraken.
Als uitvloeisel van de besprekingen op het Departement van
24