den op de basis van de Bioscoopwet, welke door het bekende art. 4 uitsluitend de mogelijkheid tot het invoeren van een plaatselijke film-nakeuring inhoudt. Het Bestuur der Zuidelijke Vereeniging had eveneens de aan geboden bemiddeling aanvaard onder mededeeling, dat het geen voorstel wenschte te overwegen, dat op nakeuring in de gemeen ten zelve zou zijn gericht. In een d.d. 19 Juni door den heer Van Staveren aan beide par tijen gezonden brief ontwikkelde de bemiddelaar een viertal voor stellen, welke als leiddraad voor de eerste besprekingen zouden kunnen dienen. In -dat schrijven deelde de heer Van Staveren mede, dat het hem bekend was, dat een snelle afwikkeling van zaken ter beëindiging van het conflict ook door den Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw ten zeerste gewenscht wordt. Over deze en andere voorstellen hield het Hoofdbestuur op 6 Juli 1929 een langdurige conferentie met den heer Van Staveren, die tevoren reeds besprekingen met het Bestuur der Zuidelijke Vereeniging gevoerd had. In deze conferentie stelde het Hoofdbestuur zich op het stand punt, dat de Bond uitsluitend met een film-nakeuring accoord zou kunnen gaan, indien aan zulk een nakeuring het plaatselijk ka rakter, zooals de Bioscoopwet dit bedoelt, gegeven zou worden. De heer Van Staveren was van oordeel, dat in welke rich ting de oplossing ook gevonden mocht worden tevoren vast moest staan, dat de Zuidelijke Vereeniging alle films, welke in het Zuiden vertoond moesten worden, zou keuren en wel zoo vroeg tijdig, dat er nog tijd overbleef om bij eventueele afkeuring, in beroep te kunnen gaan. Bemiddelingsvoorstel-Van Staveren. In aansluiting op de met beide partijen gehouden conferenties, deed de heer Van Staveren bij schrijven van 22 Juli 1929 aan beide partijen een uitgewerkt bemiddelingsvoorstel toekomen, hetwelk als volgt luidde: 1. In iedere bij de Vereeniging van Noord-Brabantsche en Limburgsche Gemeenten voor Gemeenschappelijke Filmkeuring" aangesloten gemeente fungeert de bij de wet vereischte Plaatselijke Commissie van Toezicht tevens als nakeurings-commissie, in dier voege dat de C-films, die door één commissie zijn toegelaten, daardoor toegelaten zijn in alle bij de Vereeniging aangesloten gemeenten; 29

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1929 | | pagina 29