Nadat deze brief in het „Nieuw Weekblad voor de Cinemato
grafie", hetwelk dikwijls echter ten onrechte als het offi
cieel orgaan van den Bond beschouwd wordt, gepubliceerd was,
heeft de hoofdredactie een tweetal hoofdartikelen in de N. R. Crt.
(21 en 22 November avondbladen D) geschreven, waarin een
scherpe aanval op het bioscoopbedrijf werd gedaan en de afdeeling
Rotterdam verweten werd, dat zij een aanslag op de vrijheid en
onafhankelijkheid van de pers gepleegd had. Zelfs werd in deze
hoofdartikelen gewaagd van een poging tot corruptie, die de af
deeling Rotterdam ondernomen zou hebben» door over de advertan-
tiejpagina's van de N. R. Crt. den boycot uit te spreken, om aldus
op de redactie pressie uit te oefenen.
Het laat zich begrijpen, dat de hoofdartikelen in de N. R. Crt.
de aandacht getrokken hebben van het Hoofdbestuur, dat over het
gerezen geschil inlichtingen, zoowel bij het Bestuur der afdeeling
Rotterdam als bij de Directie der N. R. Crt. inwon.
Daarop werd op initiatief van den Heer H. N y g h, directeur
van de N. R. Crt., een onderhoud gevoerd tusschen het Hoofdbe
stuur met den Heer Mr. G. G. van derHoeve n, hoofdredac
teur van de N. R. Crt. te Rotterdam.
In deze conferentie liet de delegatie van het Hoofdbestuur als
zijn oordeel naar aanleiding van de ingewonnen inlichtingen uit
komen, dat de redactie van de rubriek „Filmkunst" in de N. R. Crt.
zich in het afgeloopen jaar bij herhaling was te buiten gegaan, niet
zoozeer door het geven van minder waardeerende filmrecenties
clan wel door aan het filmwezen in het algemeen beschouwingen te
wijden, uit welker inhoud steeds de vooropgezette bedoeling naar
voren scheen te komen om het. bioscoopbedrijf zoo onwelwillend
mogelijk te bejegenen.
Het Hoofdbestuur, dat met groote aandacht van vrijwel alle
beschouwingen over het filmwezen, welke in 1929 in de N. R. Crt.
gepubliceerd zijn, kennis had genomen, kon de gedachte niet van
zich afzetten, dat de filmredactie erop uit was alleen het
kwade van de filmvertooningen in de bioscopen op te sommen en
het goede te verzwijgen, met het kennelijk doel om een bepaalde
richting in het filmwezen te propageeren.
Van een blad als de „Nieuwe Rotterdamsche Courant", waarvan
bekend is dat de nationale belangen steeds verdediging en bescher
ming bij de redactie vinden, mag echter verwacht worden, dat het
bioscoopbedrijf, waarin evenals in andere groote nationale bedrij
ven millioenen geïnvesteerd zijn, met meer welwillendheid, althans
met grootere objectiviteit bejegend wordt door de redactie der
55