„General Electric") trok haar voordeel uit de Photophone-patenten. Eerst nadat de geluidsfilm-industrie in Amerika zich belangrijk had ontwikkeld, begon ook Duitschland zich er op toe te leggen. In Augustus 1928 werd het „Tonbildsyndikat A.G. (Tobis) ge vormd, dat de „Deutsche Tonfilm" A.G, die over de Petersen en Pou/sen-patenten beschikte, naar zich toetrok. Het „Tonbildsyndikat" wist vervolgens te verwerven de paten ten van Tri-Ergon, Küchenmeister, British Phototone, French Pho- totone, de patenten van een Amerikaansche groep en het synchroni- seerings-procédé van Oskar Messter. De firma Lignose Hörfilm sloot met de British Phototone een overeenkomst tot samenwerking. In September 1928 kwam een belangengemeenschap tot stand tusschen het „Tonbildsyndikat" met het „Lichtspielsyndikat" voor de levering van Tobis-apparaten aan de bij het „Lichtspielsyndi kat" aangesloten bioscooptheaters. In October 1928 stichtten de firma's Siemens, A.E.G. en Poly- phone de „Klangfilm" G.m.b.H. De beide eerstgenoemde firma's bezaten de Telefunken-patenten en Polyphone had de patenten voor de platen. In het begin van 1929 verwierf de „Klangfilm" de meerderheid van de Lignose-Hörfilm-patenten, die de „British Phototone" bezat en sloot met laatstgenoemde firma een overeenkomst inzake de uitwisseling van geluidsfilms en apparaten. Het streven van de „Western Electric" om de films van „Metro Goldwyn-Mayer", „Paramount", „Fox", „United Artists", „First National", „Universal" en „Warner Brothers" uitsluitend op hare apparaten te doen draaien, waardoor hier en daar moeilijkheden ontstonden, leidde in Duitschland tot aaneensluiting van het „Ton bildsyndikat" met de „Klangfilm". Eerstgenoemde nam de vervaardiging van geluidsfilms voor zijn deel en de „Klangfilm" legde zich uitsluitend op de vervaardiging van apparaten toe. De Duitsche groep, die zich toen sterk uitbreidde, sloot in April een overeenkomst met Ufa te Berlijn, die daarna vier geluidsfilm ateliers bouwde, waarvoor de „Klangfilm" de apparaten leverde. De Ufa maakte daarop een aanvang met het produceeren van geluidsfilms aan de hand van de door „Klangfilm-Tobis" haar ter beschikking gestelde systemen. Intusschen had de uitbreiding van de Tobis-Klangfilm-concerns verdere vorderingen gemaakt. In April 1929 kwam te Amsterdam door deelneming van het

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1929 | | pagina 6