stitie in hun memorie van antwoord naar aanleiding van het onder zoek'in de Eerste Kamer, in welk stuk de Ministers onder meer zeqqen: dat de wet uitsluitend films betreft, is minder juist. Ook zang, dans- en voordrachtnummers, die ter afwisseling van film- vertooningen worden gegeven, vallen onder haar bereik. Met name volgt dit uit art. 7 No. 2; overwegende, verder, dat terwijl in verschillende artikelen der Bioscoopwet, bijvoorbeeld in de artt. 4, 16, 19 sprake is van het vertoonen van films, volgens art. 1 eerste lid dier wet de daar be doelde vergunning strekt tot het ondernemen van het geven in het openbaar, niet van filmvertooningen, doch van bioscoopvoor stellingen, dat nu van die beide begrippen het tweede ruimer is dan het eerste; dat derhalve, waar kan worden aangenomen, dat verdachte m het bezit was van een vergunning als bedoeld in artikel 1 der Bio scoopwet, hij ook gerechtigd was ter afwisseling der filmvertoonin gen een variété-voorstelling, bestaande uit acrobatische toeren te doen houden; dat immers, nu in voormelde memorie van antwoord sprake is van zang-, dans- en voordrachtnummers, ook acrobatische toeren, welke daarmede toch in zoover overeenstemmen, dat zij alleen behooren tot het variété kunnen gerekend worden te be- hooren tot de exploitatie van het (bioscoop) bedrijf, waarvan in voormeld artikel 7 sub 2 sprake is: overwegende, dat mitsdien art. 1 lid 1 en 2 der bewuste ver ordening, voor zoover het betreft variété-voorstelling (acrobatische toeren enz.) bij of ter afwisseling van bioscoopvoorstellingen bin dende kracht mist op grond van art. 151 der Gemeentewet, voor schrijvende, dat de bepalingen van plaatselijke verordeningen in wier onderwerp o.m. door een wet wordt voorzien, van rechtswege ophouden te gelden, zoodat verdachte de in de dagvaarding be doelde vergunning niet behoefde uit hoofde van art. 1 van ge melde Verordening; overwegende, dat, nu het ten laste gelegd feit evenmin elders bij wet of verordening is strafbaar gesteld, verdachte van alle rechts vervolging behoort te worden ontslagen. Verklaren het aan verdachte ten laste gelegde feit bewezen met dien verstande dat hij een varièté-vertooning heeft doen houden, alsmede diens schuld daaraan. Gezien artikel 352 van het Wetboek van Strafvordering. Verklaren bet ten laste gelegd feit niet strafbaar. Ontslaan verdachte van alle rechtsvervolging te dier zake. 87

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1929 | | pagina 85