m recht in een regelmatige instantie niet kan ingrijpen in dier voege, dat zij de administratief-rechterlijke uitspraak zelve kan ter zijde stellen; het besluit, waarop de uitspraak betrekking heeft, blijft echter volgens de gewone regelen vernietigbaar. Men zie in dezen zin verschillende in het proefschrift van Mr. van der Meulen, t.a.p. aangehaalde beslissingen; men zie ook het K. B. van 18 Juni 1919, no. 41, A. B. 1919, blz. 76, waarin dezelfde gedachte is belichaamd. Over de vraag, in hoeverre de schorsing wanneer daaraan de grondslag van het besluit houdende regeling der nakeuring komt te ontvallen als een onrechtmatige daad ware te beschou wen, waaraan het burgerlijke recht de verplichting tot schade vergoeding vastknoopt, meen ik mij thans niet nader te behoeven uitlaten. Mij bereid houdende tot het desgewenscht nader toelichten van mijne opvatting zend ik U hierbij de stukken weder terug. Hoogachtend, (w.g.) SCHELTEMA.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1929 | | pagina 95