Menigmaal heeft de Bioscoop-Bond, die in den loop van tijden
wel eens verschil van meening met Gemeentebesturen heeft gehad,
kunnen opmerken, dat, wanneer de overheid het op een conflict liet
aankomen, wijl zij zich uitteraard sterk en almachtig voelde, hoofd
zakelijk „prestigekwesties" de oplossing van zoo'n conflict in den
weg stonden.
Hopenlijk zal de les van Groningen haar uitwerking niet missen,
maar indien dit wel het geval zou zijn, is de Nederlandsche Bio
scoop-Bond, die tot taak heeft o.m. er voor te zorgen dat de
lasten op het bioscoopbedrijf draaglijk zijn, verplicht te handelen,
gelijk deze organisatie in 1931 in Groningen gehandeld heeft en
met succes.
Wij mogen niet verhelen, dat de Bond dit succes te danken heeft,
behalve en in hoofdzaak door de innerlijke kracht en de eendrach
tige samenwerking van alle bij het film- en bioscoopbedrijf betrok
ken groepen (ook uit het buitenland werd belangstelling en mede
leven met de actie getoond), mede aan de vele leiders van opera-,
operette- en revue-gezelschappen en niet het minst aan alle Neder
landsche artistenagenten en verschillende artisten, die zich aan de
zijde van den Nederlandschen Bioscoop-Bond hebben geschaard.
Hartgrondigen dank zijn wij niet alleen hun verschuldigd, maar
ook den all-round Groninger, den heer J. van Hasselt, wiens
bemiddelend optreden, dat met zooveel tact en voorzichtig beleid
geschiedde, zoozeer tot de oplossing van het conflict heeft mogen
bijdragen.
De les van Groningen.
De heropening der Groninger theaters viel ongeveer samen met
het tijdstip, waarop de gemeentebesturen de ontwerp-begrootingen
aan hun resp. Raden aanboden.
Uit de begrootingsstukken kon worden opgemaakt, dat bij de
meeste gemeentebesturen het inzicht gerijpt was, dat ondanks de
vaak zorgelijke gemeentekassen, eene verhooging der vermakelijk-
heidsbelasting niet aan de orde kon komen, daar uit de les van
Groningen de zekerheid viel te putten, dat het bioscoopbedrijf geen
verzwaring van lasten kon verdragen.
Toch werd hier en daar nog een poging ondernomen om het
percentage der vermakelijkheidsbelasting iets te verhoogen. Zoodra
dit het Hoofdbestuur bekend werd, trachtte het hiertegen op te
komen. In sommige gevallen werden door dit optreden goede resul
taten bereikt; helaas hebben echter enkele gemeentebesturen, on-
13