Gebaseerd op het totaal aantal ter keuring aangeboden groote
speelfilms zijn de percentages aldus:
Toegelaten in: 1930 1931
A. (alle leeftijden)
B. (boven 14 jaar)
C. (volwassenen)
Niet toegelaten
24pet. 32y2 pet.
2iy2 pet. 22 pet.
48 pet. 41 pet.
5 pet. ix/2 pet.
Het Hoofdbestuur, dat in het afgeloopen jaar het meerendeel der
21 verboden films heeft aanschouwd, kan echter, ook al zien deze
cijfers, zelfs wat de groepeering betreft, er wat gunstiger uit, met
een groot deel der keuringsuitslagen niet accoord gaan. Er worden
nog steeds films verboden, die zonder gevaar voor de aantasting
der openbare orde en goede zeden best voor volwassenen vertoond
hadden kunnen worden.
De filmkeuring blijft te scherp.
Het Hoofdbestuur stelt er prijs op te verklaren, dat als zij thans
wederom tot de conclusie is gekomen, dat de filmkeuring in ons
land te scherp wordt toegepast, deze zijn conclusie hier niet wordt
geschreven om den voorzitter der Centrale Commissie, die immers
een goede stemming en veel opgewektheid zoozeer van noode heeft
om zijn moeilijke taak, die nu eenmaal voor den censor is weg
gelegd, te vervullen, onaangenaam te stemmen.
Evenzeer hecht het eraan mede te deelen, dat er bij het Hoofd
bestuur, als het spreekt van filmcensuur" in plaats van film
keuring", geen enkele kwade bedoeling voorzit, zooals in het verslag
der Centrale Commissie voor de Filmkeuring over 1931 ten on
rechte wordt verondersteld.
Het werk der „Centrale Commissie voor de Filmkeuring", naar
eigen erkenning van den heer van Staveren geschiedende volgens
het subjectief oordeel der keurende commissies, is het uitoefenen
van censuur, aan welk woord van Dale o.a. deze beteekenis hecht,
dat het is toezicht door een kerkelijke of wereldlijke overheid ge
oefend op de drukpers en het tooneel.
Waar dit evenzeer geldt voor de films, behoeft dus geen der
Rijksfilmkeurders zich in het vervolg onaangenaam getroffen te
achten, wanneer wij, en wellicht ook anderen, hun werk kwalifi-
ceeren als te zijn censuur", die de belanghebbenden bij het film
en bioscoopbedrijf, zoolang de bioscoopwet behouden blijft, nood
gedwongen hebben te accepteeren.
20