delijke Commissie lag om het geheele probleem der geluidsfilms met
het Hoofdbestuur te bespreken, zoodra er ten aanzien van een en
ander wederzijds genoegzame ervaring zou zijn opgedaan. Nu de
overgang van de stomme- naar de geluidsfilm voltrokken is, wordt
het ten hoogste tijd om aan dit probleem de noodige aandacht te
schenken.
Het coupeeren van films.
Over een andere aangelegenheid, het coupeeren van films bij
nakeuring, hebben in het afgeloopen jaar het Hoofdbestuur en de
Huishoudelijke Commissie eikaars gedachten gewisseld.
Onzerzijds werd te kennen gegeven, dat vooral bij de geluids
film, aan het coupeeren zoovele practische en technische bezwaren
verbonden zijn, dat met beslistheid ontraden behoort te worden
het eventueel tijdelijk buiten werking stellen van het op art. 42
sub a. van het bioscoopbesluit berustende verbod om bij nakeuring
coupures in films te doen aanbrengen, waarop van de zijde eener
gemeentelijke nakeuringscommissie schijnt aangedrongen te zijn.
In een schrijven, waarin de technische bezwaren zijn uiteen
gezet, heeft het Hoofdbestuur zijn opvattingen dienaangaande aan
de Huishoudelijke Commissie pogen duidelijk te maken.
Overigens kan nog gereleveerd worden, dat dezerzijds der Huis
houdelijke Commissie maatregelen in overweging gegeven zijn
ter voorkoming van moeilijkheden die zich wel eens hebben voor
gedaan ten tijde, dat de Centrale Commissie met vacantie was.
En verder: dat het Hoofdbestuur met de Huishoudelijke Com
missie beraadslaagd heeft over de wijze, waarop door een des
kundige regelmatig den gang van zaken in de cabines der Cen
trale Commissie, zulks ter voorkoming van filmbeschadiging, kan
worden nagegaan,
DE R. K. FILMCENTRALE.
Met het Bestuur der R. K. Filmcentrale heeft het Hoofdbestuur
in het afgeloopen jaar eenige malen geconfereerd, niet zoozeer om
over de door dat lichaam toegepaste buitengewone censuur te spre
ken dan wel om dat college eraan te herinneren, dat er nog eenige
gemeentebesturen in het Zuiden zijn, die zich onttrekken aan het
accoord, dat de Bioscoop-Bond op 23 October 1929 onder leiding
van Minister Ruys de Beerenbrouck met de „Vereeni-
ging van Noord-Brabantsche en Limburgsche Gemeenten voor
Gemeenschappelijke Filmkeuring" is aangegaan.
22