aantastte, maar ook het geheele bedrijf dreigde te ruïneeren,
daarmede tevens het bewijs leverende, dat de belasting wordt
opgebracht door het bedrijf en niet door de bezoekers, die
immers naar goedkoopere rangen verhuisden of wegbleven,
althans minder de bioscoop bezochten, werd door den nog
jongen Bond spontaan besloten de theaters in Venlo te sluiten
en de gedupeerde bioscoopdirecteuren aldaar financieel te
steunen.
Er werd door de leden (toen de sluiting van de Venlosche
bioscopen op 28 Maart 1921 geproclameerd werd, telde de
Bond nog geen 200 leden) een groot kapitaal bijeengebracht,
waarmede de actie kon worden gefinancierd.
Terwijl deze actie in vollen gang was, besloot de Raad van
de gemeente Hilversum de vermakelijkheidsbelasting van 20
tot 40 pet. te verhoogen. Als antwoord hierop besloot de Bond
de Hilversumsche bioscooptheaters te sluiten op den dag,,
waarop de nieuwe belastingverordening (12 September 1921)
in werking zou treden.
In Venlo duurde de sluiting IOV2 maand en in Hilversum
ruim 4 maanden. De bioscopen in deze gemeenten werden
eerst weder geopend, nadat het percentage der vermakelijk
heidsbelasting op 20 pet. was teruggebracht. De gemeente
Venlo verminderde zelfs kort na de heropening der bioscopen
het percentage tot 15.
Op 1 November 1927 werd door den Bond het bioscoop
bedrijf in Sittard, waar de vermakelijkheidsbelasting ook 30 pet.
bedroeg, stopgezet.
In de gemeenten Heerlen en Velsen, waar nog een belas
ting van 30 pet. geheven werd en in Den Helder, Geleen en
Brunssum, waar het percentage 25 bedroeg, wist de Bond door
overleg met de betreffende gemeentebesturen het heffings
percentage tot 20 verlaagd krijgen-
Een zelfde resultaat werd bereikt in 's-Gravenhage, waar het
percentage van 25 tot 20 werd teruggebracht. In Rotterdam
mocht het zelfs gelukken! de vermakelijkheidsbelasting tot
11