propaganda voor de filmkunst bereikt heeft, dat bij een groep
van onze bevolking, die vroeger afkeerig van de film was,
belangstelling voor het filmwezen werd gewekt.
De hieraan voorafgegane overzichtelijke beschouwing,
welke in groote trekken een door haar onvolledigheid
slechts oppervlakkig beeld geeft van wat zich sinds 1918
in de organisatie van het Nederlandsche film- en bioscoop
bedrijf heeft voltrokken, mogen wij besluiten met de opsom
ming van enkele feiten en cijfers:
Het aantal bij den Bond aangesloten zaken bedroeg bij de
nadering van het derde lustrum 409, waarvan 357 bioscoop
theaters, 37 filmverhuurders, 10 filmfabrieken (waarvan 4 spe
ciaal voor filmreclame), 5 filmimportzaken.
(Alle bioscooptheaters, filmverhuurkantoren en filmfabrie-
die hier te lande gevestfcjd zijn, zijn bij den Bond aangesloten).
De 357 bioscooptheaters, waarvan in slechts de helft iedere
dag films vertoond worden (de overigen geven slechts eenige
malen per week bioscoopvoorstellingen), beschikken in totaal
over ca. 114.500 zitplaatsen.
In 1930 bedroeg het aantal bioscoopbezoekers in ons land
ca. 40 millioen. Dit aantal is sindsdien als gevolg van de
crisis ook de warme zomermaanden in 1932 hadden er
schuld aan met ongeveer 8%, d.i. ruim 3 millioen ver
minderd.
Door de aangesloten filmverhuurkantoren worden bijna
1 y2 millioen meters film per jaar uitgebracht. In de laatste
twee jaren is de metrage iets verminderd; in 1932 met
ca. 150.000 meter.
Van de groote speelfilms, die de filmverhuurders in hei
afgeloopen jaar uitbrachten, waren afkomstig uit Amerika 45
en uit Europa 55 Duitschland alleen leverde ongeveer even
veel speelfilms als Amerika. (In 1930 had Amerika nog een
grooten voorsprong op Europa, Het aantal Amerikaansche
geluidsfilms bedroeg toen nog 76V2
32