het keurïngsrecht nog op 3 cent te handhaven, totdat het over
schot geheel zoude zijn opgeteerd.
Wat de keuring van films betreft, toonen de cijfers aan,
dat in de opvattingen der keurders niet veel veranderd is.
Van de ter keuring aangeboden groote speelfilms waren de
keuringsresultaten (in procenten uitgedrukt):
Toegelaten in: 1931 1932
A. (alle leeftijden) 32y2% 31
B. (boven 14 jaar) 22 22i/2°/c
C. (volwassenen) 41 42
D. (niet toegelaten) 4y2% 4y2%
o
o
Er valt nog een kleine verschuiving van de a-films naar de
c-films te constateeren, waaruit afgeleid moet worden, dat de
keuring nog iets strenger is uitgeoefend dan in het vooraf
gaande jaar. Deze conclusie kan echter niet ten volle worden
aanvaard, wijl het niet uitgesloten is, dat het gehalte der in
1932 ter keuring aangeboden films van anderen aard is ge
weest dan van die in 1931.
Hoe 't ook zij, bij de „nakeuring", die het Hoofdbestuur in
het afgeloopen jaar weer heeft toegepast op de door de Cen
trale Commissie niet-toegelaten films en tevens op enkele films,
die naar het oordeel van de filmimporteurs in te hooge leef
tijdsklassen waren gebracht, moest geconstateerd worden, dat
er voor de niet-toelating van enkele films, waaronder zelfs één
belangrijk filmwerk, naar de opvatting van het Hoofdbestuur,
geen gronden, getoetst aan de bedoelingen van de Bioscoop
wet, bestonden.
Ten aanzien van enkele films, die in te hooge leeftijdsklassen
waren gebracht, heeft de Huishoudelijke Commissie, met wie
het Hoofdbestuur de grieven tegen de o.i. te scherpe film
keuring heeft besproken, het weten aannemelijk te maken, dat
klachten dienaangaande ongegrond waren, daar de belang
hebbenden geen herkeuring hadden aangevraagd.
60