het bedrijf geweest kunnen zijn, terwijl zij nu den leden van
den Bioscoop-Bond reeds vele onaangenaamheden hebben
bezorgd, en er in de toekomst nog veel narigheid van gevreesd
moet worden.
Hiertegenover moge thans wel erkend worden, dat in de
Bioscoopwet, o.m. door de aanvaarding van het vergunnings
stelsel, een vrij nauwkeurig omschreven rechtspositie van het
bioscoopbedrijf is neergelegd.
Over de wijze waarop de Bioscoopwet tot uitvoering werd
gebracht, kan de Bioscoop-Bond met tevredenheid terugblik
ken. Dank zij Minister mr. J. B. Kan, die zich met de uit
voering van de wet belast zag, werd de Bond in alle zaken,
de uitvoering betreffende, geraadpleegd. Op zich zelf is de
erkenning, die daarin opgesloten lag, in aanmerking nemende
dat de Regeering in 1918 den Bond zelfs geen antwoord waar
dig achtte, het vermelden waard.
De eerste daad van Zijne Excellentie, die ons aangenaam
stemde, was de benoeming van den heer D. vanStaveren,
die als een vriend van de film bekend stond, tot voorzitter van
de Centrale Commissie voor de Filmkeuring. En vervolgens
stemde het tot voldoening, dat bij het ontwerpen van de Maat
regelen van Bestuur tot uitvoering van de Bioscoopwet met
onze wenschen rekening werd gehouden. Tenslotte werd het
vele werk, dat de Bond by en na de totstandkoming van de
Bioscoopwet heeft verricht, bekroond door de benoeming van
den Bondsvoorzitter, den heer D. Hamburger Jr. te
Utrecht, tot adviseerend lid van de Centrale Commissie en
tevens tot lid van de Huishoudelijke Commissie voor de Film
keuring.
't Is mede hieraan te danken, dat, ook al kunnen wij be
zwaarlijk met de keuring zelve vrede hebben, een goede
samenwerking tusschen het film- en bioscoopbedrijf en de
Centrale Commissie voor de Filmkeuring wordt onderhouden.
't Was niet alleen de filmkeuring, die den Bond voortdurend
9