Bij beëindiging van het verslagjaar was nog van geen der aan hangige procedures een beslissing gegeven, zoodat het ons beter lijkt een uitvoerige uiteenzetting nopens de procesvoering te bewa ren tot het volgend jaarverslag. Intusschen ontveinsde het Hoofdbestuur zich niet dat, ook al kon het met gerustheid de uitspraak van den Nederlandschen Rechter afwachten, de grootste moeilijkheden met Buma zouden ontstaan nadat het jaar 1933, aan het eind waarvan alle met Sacem en Buma bestaande contracten expireerden, zoude zijn verstreken. Vast stond immers, dat voor de muziek, die in verscheidene bioscopen door orkesten wordt uitgevoerd mede ter begeleiding van de varié- té-nummers, in elk geval muziek-auteursrechten verschuldigd zijn. Na 1 Januari 1934 zou Buma dus tegen de bioscopen, waar or kesten en variété-nummers het bioscoopprogram volmaken, hebben kunnen optreden, doch om dit te voorkomen besloot het Hoofdbe stuur door een op 27 December te houden spoed-ledenvergadering het navolgend voorschrift te laten vaststellen: „Van 1 Januari 1934 af zal in de bioscooptheaters der leden geen muziek door één of meer muzikanten uitgevoerd mogen worden, en zullen er geen artisten mogen optreden. De bioscoop-programma's zullen van dien datum af uitslui tend mogen bestaan uit filmvertooningen, desgewenscht aan gevuld met auteursrecht-vrije gramofoonmuziek." De bekendmaking van dit besluit opende de oogen van hen, die verantwoordelijk geacht moeten worden voor de situatie, die door het verleenen der regeeringsconcessie aan Buma, ingevolge de ge wijzigde Auteurswet, was ontstaan. Het aangekondigd ontslag aan een groot aantal musici en variété-artisten veroorzaakte plotseling een tot dan toe ongekende belangstelling van de zijde van autori teiten en belanghebbenden. Vooral het Bestuur van den Nederland schen Toonkunstenaarsbond, dat de posities van een groot deel zijner leden bedreigd zag, bood onmiddellijk zijn tusschenkomst aan om het dreigend onheil tegen te gaan. Uitteraard had het Hoofdbestuur, dat maar één doel had, n.1. de exploitaties der leden zonder stoornis na 1 Januari 1934 te kun nen doen voortzetten, tegen de interventie van den Toonkunste naarsbond geen enkel bezwaar. En toen Buma op 21 December 1933 aan het Bestuur van voornoemden Bond de verklaring afgaf dat liet bereid was zich tegenover die bioscopen, die hun variété en hun orkest in dezelfde bezetting handhaven, te verbinden dat het het spelen daarvan niet zou vervolgen, welke verbintenis niet zou eindi gen dan na opzegging door Buma ten minste één maand tevoren, 11

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1933 | | pagina 11