„centen op de invoerrechten voor sprekende films, op een
deswege door belanghebbenden in te dienen verzoek, thans
„teruggegeven kunnen worden. Waar ingevolge de in de
„bovengenoemde circulaire aangehaalde beslissing der Tarief-
„commissie ook voor verschillende later ingevoerde zendingen
„sprekende films de hiervoor gevorderde opcenten terugge-
„geven dienen te worden, wil het mij bij nadere overweging
„voorkomen, dat het billijk is nu ook de voor alle, vóór de
„beslissing der Tariefcommissie, sedert 1 Januari 1933 inge-
„voerde sprekende films geheven opcenten op verzoek van
„belanghebbenden te doen teruggeven."
Dank zij deze ministerieele circulaire werden alle betaalde opcen
ten, zoowel de direct gehevene, als de nagevorderde, gerestitueerd.
Personcele belasting.
In het jaarverslag 1933 werd nog kortelijk medegedeeld, dat wij
vernomen hadden, dat de Minister van Financiën een wetsontwerp
bij de Tweede Kamer zou indienen, hetwelk door een wijziging van
de Wet op de personeele belasting ten doel zou hebben den ge
meentebesturen op het punt van het belasten van koffiehuizen,
restaurants e.a. eenige vrijheid te geven.
Onze vrees, die toen reeds in een noot onder het betreffend
hoofdstuk, tot uitdrukking werd gebracht, dat met het bioscoopbe
drijf geen rekening zou worden gehouden, bleek helaas gegrond.
Op den Isten Maart 1933 verscheen het wetsontwerp tot wijziging
en aanvulling van de artikelen 31 duodecies en 63 der Wet op de
Personeele Belasting-1896, waarin werd voorgesteld, dat bij ge
meenteverordening bepaald kan worden, dat perceelen. dienende tot
uitoefening van het bedrijf van houders van een koffiehuis, restau
rant e.d. gelijkgesteld kunnen worden met winkels en logementen,
zoodat de huurwaarde slechts voor een derde of voor twee derde als
belastbare huurwaarde kan worden aangemerkt.
Uit dit wetsontwerp bleek, dat de Minister van Financiën uit
het vorig kabinet, Jhr. de Geer ons verzoek, hetwelk bij request
van 14 September 1932 tot Zijne Excellentie was gericht, van de
hand had gewezen.
Een en ander was voor het Hoofdbestuur aanleiding om terstond
na verschijning van voormeld wetsontwerp den Minister telegrafisch
om een onderhoud te verzoeken. Namens den Minister hoorde de
referendaris van de afdeeling Directe Belastingen van het Departe
ment van Financiën, de heer mr. IJ. L a ng h o u t, onze bezwa
ren aan.
20