artikel 4, zoomede uit de geschiedenis van de tot standkominq van de herziening die herziene Conventie aan den auteur, onafhan kelijk van het al dan niet bestaan van bescherminq in het land van herkomst, in ieder Verbondsland een recht geeft, in omvang en in werking gelijk aan dat, hetwelk de eigen wetgeving van dat Verbondsland bij rechtstreeksche toepasselijkheid van die wet geving aan nationalen verleent; dat mitsdien Becce, in de hierboven aangenomen veronderstel- linq, als maker van voormeld muziekwerk, in Nederland hetzelfde recht zou hebben en dezelfde bescherming zou genieten als waren ingevolge artikel 47 de bepalingen van de Nederlandsche Auteurs wet rechtstreeks op hem van toepassing; dat dit meebrengt, dat ook in die veronderstelling de vraag of en op welke wijze dit aan die wet ontleende recht, hetwelk slechts werking heeft binnen het territoir waarvoor die wet geldt, kan worden overgedragen, moet beoordeeld worden naar Neder- landsch recht; dat, wat er derhalve zij van de feiten, welke aan de gemaakte veronderstelling ten grondslag liggen, de Rechtbank in ieder geval terecht Nederlandsch recht heeft toegepast; Overwegende alsnu dienaangaande: dat de wetgever, die in artikel 2 van de Auteurswet heeft voor geschreven, dat de overdracht van het auteursrecht niet anders kan geschieden dan door middel van een authentieke of onder- handsche acte, dus doende heeft overgenomen het stelsel in artikel 668 van het Burgerlijk Wetboek neergelegd voor de levering van niet aan toonder luidende schuldvorderingen en andere onlicha melijke zaken; dat krachtens laatstgemeld artikel de overgang van den eigen dom der vordering tot stand komt door en bij het aangaan van de acte van overdracht en rechtsens slechts mogelijk is, indien de vordering bij het aangaan der acte van overdracht reeds bestaat; dat hetzelfde geldt voor het auteursrecht, zoodat, nu van het bestaan van auteursrecht eerst sprake kan zijn, zoodra en voor zoover een werk gemaakt' is, overdracht van toekomstig auteurs recht op nog te vervaardigen werken in het Nederlandsche rechts systeem niet mogelijk is; dat hieruit volgt, dat Gema de overdracht van de rechten, welke naar de Nederlandsche wet toekomen aan Becce voor de in 1932 door hem gecomponeerde muziek, niet vermag te doen steunen op de overeenkomst van 1929, waarbij hij zijn rechten op nog te ver vaardigen muziekwerken aan Gema heeft overgedragen; Overwegende, dat al het voren overwogene tot de slotsom voert, dat het eerste door Tuschinski opgeworpen middel gegrond is, dat het geval, waarvoor subsidiair het tweede middel is voorgesteld, 102

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1935 | | pagina 101