Trouwens volgens een arrest van den Hoogen Raad worden onder
abnormale omstandigheden verstaan die omstandigheden, die
buiten vraag en aanbod om, op den huurprijs van invloed kunnen
zijn.
Dit hoofdzakelijk principieel bezwaar heeft onze adviseur voor
den Raad van Beroep te Maastricht verdedigd en dit hooge rechts
college op het gebied van belastingzaken heeft in alle drie zaken
beslist, dat, naar den Raad van Beroep is gebleken, de betreffende
bioscoop niet onder normale omstandigheden was verhuurd en
deswege de huurwaarde voor alle drie Maastrichtsche bioscopen
weer tot een veel lager bedrag diende te worden teruggebracht; in
twee gevallen zelfs nog tot beneden de huurwaarde van 1933.
De beslissing voor de drie Maastrichtsche bioscopen beteekent
een vermindering van de drie aanslagen met een bedrag van
ƒ11.585.—.
In de gemeente Groningen kwamen B. en W. met een voorstel
bij den Raad tot verhooging van het maximum aantal opcenten op
de hoofdsom der personeele belasting van 170 op 250.
Op 25 Januari 1935 heeft het Hoofdbestuur zich dientengevolge
met een adrey tot den Raad gewend, waarin het er op wees, dat,
indien dit voorstel onverhoopt mocht worden aangenomen, in het
bijzonder de bioscoopondernemingen daardoor in ernstige mate
zouden worden getroffen.
Het Hoofdbestuur betoogde, dat immers de bioscopen op de
zelfde grondslagen als de woningen worden belast en hierdoor
uiteraard in aanmerking nemende de huurwaarde alsmede de
vaak kostbare meubileering de hoofdsom der personeele belas
ting voor de bioscopen een aanmerkelijk bedrag vormt, tengevolge
waarvan automatisch in de meeste gevallen het maximaal-aantal
opcenten verschuldigd is. Bovendien werd er in dit adres op ge
wezen, dat de nieuwe verzwaring van lasten voor de bioscoop-
ondernemingen, voorzoover het de personeele belasting betrof,
circa 30 bedroeg.
Ook in dit adres heeft het Hoofdbestuur er de aandacht op ge
vestigd, dat de heffing van personeele belasting toch al zoo on
redelijk en onbillijk ten opzichte van het bioscoopbedrijf is, wijl dit
bedrijf, dat niet minder dan 1j6 van zijn recettes aan vermakelijk-
heidsbelasting moet opbrengen, door de personeele belasting twee
maal door een z.g. „verteringsbelasting" werd getroffen.
Het Hoofdbestuur gaf als zijn meening te kennen, dat er alles
zins aanleiding toe bestond, indien althans aan een algemeene ver-
36