Nadat de portefeuille van Sociale Zaken inmiddels was over genomen door Z.Exc. Mr. Slingenberg, ontvingen wij d.d. 19 Augustus 1935 een briefje van dezen Minister, waarin deze ver klaarde geen aanleiding te vinden om ten aanzien van het verleenen van vergunningen af te wijken van de gedragslijn, welke zijn ambts voorganger in diens schrijven van 8 April 1935 had aangegeven. De Minister zeide bovendien tegen instelling van een adviesinstantie, waarin o.m. vertegenwoordigers van onzen Bond zouden zitting hebben, geen bezwaar te hebben. Z.E. gaf het Hoofdbestuur in overweging over de instelling van een dergelijke adviesinstantie nader in overleg te treden met den directeur van den Rijksdienst der Werkloosheidsverzekering en Arbeidsbemiddeling. Op het eind van het verslagjaar was deze adviesinstantie nog niet in het leven geroepen. Intusschen kan geconstateerd worden, dat zich in de laatste maanden van het vorig jaar geen nieuwe moeilijkheden hebben voorgedaan. Is dit wellicht ten deele te danken aan een wat soepeler optreden van den Rijksdienst, wij gelooven niettemin, dat deze rust mede verband houdt met de windstilte, welke langzamerhand in de Nederlandsche filmproductie is ingetreden. Het keurslijf, waarmede men de pasgeboren filmindustrie reeds aanstonds heeft willen insnoeren, is voor haar eersten groei niet bevorderlijk gebleken. Verschillende leden immers, die zich met groot enthousiasme aan de filmproductie hebben willen geven, zijn kopschuw geworden door het ingrijpen van de betreffende regee- ringsinstantie. Hun eerste activiteit is geluwd, niet alleen tot nadeel van de Nederlandsche filmproductie, doch ook tot schade van de Neder landsche arbeidsmarkt. Wij vreezen, dat de Rijksdienst door zijn bemoeiingen met de Nederlandsche filmproductie aan deze arbeidsmarkt, welke zij heeft te beschermen, geen slechteren dienst heeft kunnen bewijzen. Moge de Nederlandsche filmproductie de inzinking, waaraan zij in het afgeloopen jaar blijkbaar tijdelijk onderhevig was, wederom spoedig te boven komen! Oplichting „Nederlandsche Filmvereeniging". Vermoedelijk met het oog op het in het leven roepen van een adviesinstantie inzake tewerkstelling van buitenlandsche arbeids krachten bij de Nederlandsche Filmindustrie hebben verschillende 52

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1935 | | pagina 53